[tekst uitgesproken tijdens het oratorium-concert van 9 april 2019 – TPC Damiaankerk, Antwerpen]
Welkom:
We zetten onze reeks muzikale bijbelvertellingen voort. Voor degenen die er de vorige keer niet waren. De filosofie achter deze avond is de overtuiging dat ‘goede verhalen’ mensen helpen om ook het verhaal van hun eigen leven ‘beter te vertellen’. Verhalen plaatsen de lotgevallen van het leven in een ‘zinsverband’, letterlijk en figuurlijk. Ze helpen de mens om zichzelf en zijn wereld te verstaan. Alle goede verhalen zijn in zekere zin ‘spiegelverhalen’. Via een verhaal word je meegenomen in andermans wedervaren, echt of fictief, maakt niet uit. De kracht van verbeelding is quasi onbegrensd en terwijl je dat doet, ontdek je jezelf. Tua res agitur… Naast ‘heilige Schrift van de geloofsgemeenschap’ is de bijbel ook een bundeling sterke ware verhalen, die na meer dan 1000 jaar inculturatie tot het algemene erfgoed van de Westerse cultuur zijn gaan behoren. Zo’n sterk verhaal horen we vandaag.
Om in de stemming te komen, eerst een stuk instrumentale muziek… De bedoeling is dat u dat moment gebruikt om uw hoofd wat leeg te maken, uw hersenen te ontspannen. Dan pik ik u daarna weer op om u mee te nemen naar het verhaal van vandaag…
Inleiding:
Vorige keer had de verteller ons meegenomen naar wat het hoogtepunt had moeten worden in het leven van Abraham en Sara. Het geboortefeest van zijn zoon, de langverwachte, de jongen die een lach zou toveren op het gelaat van zijn moeder, Isaac. Deze zoon verzekert de aartsvader ervan dat hij niet tevergeefs alle schepen achter zich heeft verbrand toen hij wegtrok uit Oer de Chaldeeën. Isaak, de zoon, staat voor de toekomst.
We hebben gezien, hoe jaloezie en afgunst roet in het eten kwamen gooien en hoe de verteller God diep in zijn verhaal moest trekken om te voorkomen dat er slachtoffers zouden vallen. Met name Ismael. Hij moest weg, maar kreeg – samen met z’n moeder – een eigen toekomst.
Maar nu is het dan toch wel in orde, zou je zeggen. De zoon groeit op, alles gaat voorspoedig. Abraham kan gerust zijn: De toekomst is verzekerd. Gods belofte wordt vervuld. Er gloort een happy end. De verteller kan langzaamaan gaan afronden.
Maar er ligt hem nog iets op de lever… Er is nog een vreemd verhaal, een zwerfsteen in de overlevering. Een verhaal hors catégorie : over Abraham die zijn zoon Isaak wil offeren. Bovenop een berg, omdat God dat van hem vraagt.
Een ongelooflijk verhaal, een buiten-gewoon verhaal. Letterlijk: het past niet binnen de gewone kaders van een mensenleven. De verteller kent het verhaal, maar het ligt hem zwaar op de maag.
Kan dat wel: God die eist dat een vader zijn zoon offert?
Het liefst zou hij het overslaan, maar ja, het verhaal doet de ronde. Het wordt verteld. Hij moet er iets mee.
Maar alles in hem als gewone mens, en als vrome Jood, protesteert. In de Joodse wet zijn kinderoffers absoluut en expliciet verboden door diezelfde God. Dus het kàn gewoon niet, dat God dàt nu van Abraham wel geëist zou hebben. Niet echt in elk geval. Zo introduceert hij het verhaal dan ook: het is een beproeving, een test. Maar dan nog: Wat is dat voor God, die ‘zijn uitverkorene’ zo op de proef stelt. Ik kom er nog op terug.
Het verhaal gaat… dat er ooit een stem geklonken heeft, die zei: Abraham, ga op weg, ja, jij, en offer je Zoon…
En het verhaal gaat verder, dat Abraham toen niet gewoon ‘NEE’ heeft gezegd, maar op weg is gegaan… Stel je voor! Hoe kun je dat nu in godsnaam op een geloofwaardige manier vertellen?
De verteller kiest ervoor zich te beperken… Enkel de hoogstnodige lijnen zet hij op het canvas. Bijna modernistisch ‘leeg’ is zijn vertelling. Uitgepuurd. Sec, beschrijvend… En daarin weer pijnlijk precies.
Je ziet ze gaan, eerst met de knechten. Drie dagreizen lang…
En dan met z’n tweeën: de berg op, Vader en zoon.
Je hoort één schuchtere vraag en… een antwoord.
De stembuiging, de toon, de blik, de emotie…
De verteller vult die niet in. Hij kan niet. Hèt kan niet.
En dan is het zover… Abraham heft het offermes omhoog…
De verteller stokt. Dit kan niet.
Opnieuw trekt hij God in het plot. Via de interventie van een engel leidt hij de opgebouwde hoogspanning af naar een dier. Het arme schaap in het struikgewas betaalt het met z’n leven. Tot op de huidige dag.
Je blijft op je honger zitten. Wat is dit voor verhaal? Het intrigeert, het irriteert. Waarom kon Abraham niet gewoon ‘neen’ zeggen. En waarom protesteert Isaac niet? En wat te denken van Sara, als ze achteraf het verhaal verneemt? Je krijgt het verhaal niet rond, zonder dat het menselijk weefsel scheurt. Het is en blijft een verhaal hors catégorie. Sui generis.
De Deense denker, Sören Kierkegaard, heeft er een heel boek aan gewijd, Vrees en beven heet het. Daarin tast hij met zijn geweldig verstand, IQ en EQ, alle lege vlakken af en probeert 1001 invullingen uit. Hij schetst ze, evoceert ze, en doordenkt ze – consequent. Hoe kan Abraham vertellen wat hij heeft gedaan, zodat men hem zou kunnen verstaan. Ook hij moet de strijd staken. Het is een hopeloze opgave. Deze Abraham kan niet begrepen worden binnen algemeen menselijke categorieën. Zijn daad is niet te rechtvaardigen (het is geen offer voor het algemeen belang, een begrijpelijk ‘hoger goed’). Het blijft absurd.
Zo wordt dit verhaal van de beproeving van Abraham een verhaal waardoor de hoorder op de proef wordt gesteld. En aan het denken gezet… Wat vindt hij er eigenlijk van? Wat vindt hij van Abraham, van God? Wat doet hij met zijn irritatie? Hoe vult hij de lege vlakken in?
Ik zal daar straks wat over zeggen. Eerst het verhaal. [Oratorium]
Reflectie:
De strategie van onze oud-oosterse verteller heeft z’n effect niet gemist. Mensen hebben gereageerd op dit verhaal.
Al in de oudste – Aramese – vertalingen (beter: hervertellingen) worden al enkele lege plekken ingevuld. Daar wordt toegevoegd dat Abraham Isaak van tevoren toch verteld heeft dat hij geofferd zal worden. Hij moest wel, want hoe zou hij anders Isaak hebben kunnen binden. En Isaak stemt toe. Hij laat zich binden. In de Joodse uitleggingstraditie verschuift de focus van Abraham op Isaak. Dat is op zich al veelzeggend. Het gaat nog steeds om gehoorzaamheid, zeker, maar nu niet door anderen te offeren maar door zelf bereid te zijn om je te laten offeren. De offerbereidheid van Isaak groeit in de Joodse herverteltraditie zelfs uit tot een soort verdienstelijkheid: Een gedachtengang die nauw verwant is aan de wijze waarop de christelijke kerk over het offer van Christus is gaan spreken.
Ik laat dit nu verder rusten. Ik wil nu enkel nog wat zeggen over het Godsbeeld dat achter dit verhaal schuilt.
Wijlen Etienne Vermeersch gebruikte in zijn discussies met gelovigen dit verhaal graag om ‘de God van de bijbel’ te kritiseren. Wat is dat nu voor God, die zijn uitverkorene eerst de opdracht geeft om het meest vreselijke te doen wat een vader doen kan, en dan vlak voor hij het doet, roepen: ’t is niet voor echt. Het was maar een test… Zo iemand noemen wij een sadist.
Een God die tot zoiets in staat is, zou ik nooit meer vertrouwen, zegt Vermeersch.
De Nederlandse filosoof en rechtsgeleerde, Paul Cliteur, sluit zich bij zijn Vlaamse collega aan door Genesis 22 steevast op te nemen in het rijtje bijbelteksten dat aantoont tot wat voor vreselijke dingen het geloof in God kan leiden. Immers in dit verhaal wordt iets dat evident ‘fout’ is (het vermoorden van je kind) ‘goed’ genoemd, ja zelfs tot een plicht verheven, enkel en alleen omdat God het zegt. Zo’n heteronome moraal ondergraaft het menselijke ethisch handelen en moet met alle mogelijk middelen bestreden worden.
Voilà. Het punt is wel duidelijk.
En ze hebben natuurlijk ook gelijk.
Alleen, hebben beide heren weinig gevoel voor wat een verhaal eigenlijk is. Een verhaal is om te beginnen geen onhandige vorm om dogma’s of ethische voorschriften mee te delen. Christelijke theologen hebben dat wel eeuwenlang zo gedaan, maar die komen daar nu van terug. [teksten als loca probantia : bewijsplaatsen voor een reeds voorafbepaalde positie in een discussie]. Dat doet de teksten geen recht. laat ze buikspreken. Legt ze eigenlijk het zwijgen op.
Vreemd, dat mensen als Cliteur (de biblicist en de atheïst hebben dezelfde literair ongevoelige bijbelvisie) dit dan toch perse willen blijven doen. Uit een particuliere vertelling algemene ethische principes afleiden. In dit geval dus een definitie van het Abarhamitisch geloof als blinde gehoorzaamheid die niet hoeft te verstaan.
Maar okay, laten we toch even meedenken met Cliteur. Maar dan valt de willekeur op. Waarom doet hij niet hetzelfde voor Genesis 18, waar Abraham God tegenspreekt, en begint te pleiten voor het behoud van Sodom? Of met Exodus 32, waar Mozes net zolang met God praat tot hij afziet van zijn idee om het volk uit te roeien… of met het Job, die zich weigert neer te leggen bij wat zogezegd Gods wil zou zijn.
Dus: om enkel uit dit verhaal (en hij heeft nog twee anderen, waarvan het enige dat echt geweld gebiedt afkomstig is uit een deuterocanoniek boek) af te leiden dat gelovigen verplicht zijn tot blinde gehoorzaamheid ‘Befehl ist Befehl’ is op z’n minst niet het hele verhaal.
Er zijn ook andere, freudenvollere te vertelen. Als je zo’n oefening bijbels breed zou doen, dan kom je zelfs eerder tot een omgekeerde conclusie. De Joodse en christelijke geschriften spreken beide de mens aan op z’n persoonlijke verantwoordelijkheid. Meer en meer zelfs. Wie serieus leest, ziet hoe de morele uitdaging om zelf mens te worden, de hoofdteneur is.
En naast dit punt, is er ook nog iets anders…
Het is een verhaal…een sterk verhaal, een vreemd verhaal, dat aan het denken wil zetten. Het is dus geen ‘journalistiek verslag van een feitelijke gebeurtenis.’ Hoe zou dat ook kunnen. De aartsvaders zijn legendarische figuren. Sagen, verhaalcomplexen hebben zich rond hen gevormd. De historiciteit is quasi zero. Elke verteller her-vertelt met het oog op en vanuit z’n eigen tijd. Dat is nu juist kenmerkend voor ‘narratieve identiteitsconstructie’. Basic voor de Bijbel. Ik weet het: veel christenen lezen de verhalen wel historisch. En zij tobben dan ook – net als Vermeersch/Cliteur – met dit verhaal. Hoe kan God nu de opdracht geven zoiets vreselijks te doen. Zij proberen verzachtende omstandigheden naar voren te brengen. Ze zeggen dan bijv. dit is een verhaal uit oeroude tijden, toen kinderoffers nog heel gebruikelijk waren… En dit verhaal maakt dan duidelijk dat de God van Israël anders is dan de goden der volken, en dat juist niet wil…
Mooi gevonden maar het helpt niet echt. Had God dat dan niet gewoon kunnen zeggen tegen Abraham, in plaats van hem zo geestelijke te martelen door deze test…
Dat punt blijft dus hangen. En krijg je ook niet weg. En dat moet je dus ook niet proberen. Je moet het juist laten staan. Het is precies die hardheid die het verhaal haar spanning geeft.
En: In een verhaal geeft dat niets. Daar mag je zaken scheef trekken. Daar zijn de hoofdrolspelers personages, die dienen om een punt te kunnen maken, een boodschap tot bij de hoorder te krijgen [per-sonare = doorheen ten gehore brengen. Persona = prosoopon: gelaat-masker dat een toneelspeler droeg]. Net als in een gelijkenis, of een parabel. Dan zijn die ‘rare trekken’ geen probleem. Het zijn maar ‘rollen’. Zo presteert rabbi Jezus het zelfs om in één van zijn parabels God met een onrechtvaardige rentmeester te vergelijken.
Als je het verhaal zo leest, d.w.z. serieus neemt als een verhaal, dan beginnen plots ook enkele dingen op te vallen in het verhaal. De verteller gebruikt subtiele ‘literary devices’.
Zo speelt hij met het werkwoord ‘zien’, ‘gezien worden’, uitlopend op de fantasierijke etymologie van de naam ‘Moria’: ‘Op de berg des Heren zal erin voorzien worden’. (of ‘zal Hij gezien worden?’) Deze berg wordt later unverfroren gelijkgesteld met de tempelberg. Abrahams altaar en het brandofferaltaar worden geconnecteerd. Wonderlijk. Wat wil de verteller daar nu mee zeggen? Wat is het zinsverband? Welke zin, betekenis heeft dat. De gedachten vermenigvuldigen zich… En dat is de bedoeling. En de stroom moet blijven vloeien. Interpretation never ends.
Ook opvallend: het oermotief van de Abrahamverhalen verschijnt in het begin van dit verhaal: het bevel: Abraham, ga op weg, jij… ‘lech lecha’ in het Hebreeuws: De woordcombinatie komt enkel op deze twee plaatsen in de bijbel voor. In Genesis 12 betekende het, dat hij de banden met het verleden moest doorknippen… moest durven leven op de bonnefooi, de bonne foi, het leven ondergaan als één lange pelgrimage. In Genesis 22 betekent diezelfde opdracht, dat hij weer iets moet loslaten. Nu niet de het verleden, maar de toekomst. Daarvoor staat immers in bijbels taaleigen, de zoon, ‘Isaak’.
Gecombineerd: Als je dat durft ‘zal er wel in voorzien worden’… op ‘de berg des Heren’…
Wat dat dan is, ja, daar moet iedereen dan maar eens over nadenken. Waar dat van toepassing is, feel free to connect. Maak er je eigen verhaal van maken.
Of ook niet.
Dat is het mooie van verhalen: ze dagen uit om erop aan te sluiten, maar ze verplichten niet.
Dick Wursten
bronnen:
- ‘Zoals er gezegd is over Jozef en de aartsvaders’ (Phoenix bijbelpockets – redactie o.a. P.A.H. de Boer, J. Soetendorp)
- themanummer van ‘Ter Herkenning’ (jg 8/5) over Genesis 22 (tijdschrift Joods-christelijke betrekkingen)
- Søren Kierkegaard, Vrees en beven (uitgave en vertaling W.R. Scholtens)
- Paul Cliteur, Het monotheïstisch dilemma
- Etienne Vermeersch, Over God
- Sam Janse, Is het de schuld van de ENE? In gesprek met Paul Cliteur en anderen over monotheïsme en geweld