Vorige week stond er een spontaan geschreven opiniestuk van Johan Bonny (bisschop van Antwerpen) in De STANDAARD (DS 9 november). Hij richt zich tot zijn ‘Joodse vrienden’ en spelt hen de les over de ‘God van de Bijbel’. Niet eens tussen de regels door, maar expliciet verwijt hij zijn ‘Joodse vrienden’ (wie zijn dat? zo vroeg ik me af) dat zij hun heilige Geschriften helemaal verkeerd interpreteren. Gelukkig – zo vervolgt de bisschop – zijn er verlichte christenen die wel weten wat de God van de Bijbel eigenlijk wil. Dus verklaart hij ex cathedra wat ‘sinds Christus’ dood en verrijzenis’ het Oude Testament nog wel en niet kan zeggen. Los van de inhoud: Het is schokkend deze vorm van christelijk superioriteitsdenken (“God, ik dank u dat ik niet ben zoals…”) in de 21ste eeuw nog te moeten lezen, en dan nog wel vloeiend uit de pen van de bisschop van Antwerpen. Deze ‘substitutie-theologie’ (de kerk is in de plaats van Israel gekomen) was eeuwen lang de basis van het kerkelijk anti-judaïsme, dat op zijn beurt zowel openlijk als onderhuids het anti-semitisme aanwakkert.
Gelukkig stond er in De STANDAARD van vandaag (DS 13 november) een weerlegging door Denis Baert. Voor t geval u dit niet kunt lezen. Hier de tekst.
Wil Johan Bonny eigenlijk wel joodse vrienden?
Johan Bonny haalt de oude registers van christelijke Jodenhaat weer boven en dat is gevaarlijk, vindt Dennis Baert.
Dennis Baert (Instituut voor Joodse Studies Universiteit Antwerpen).
13 november DE STANDAARD
Johan Bonny schrijft dat hij niet langer kan zwijgen over Gaza tegen zijn joodse vrienden (DS 9 november). Even lijkt het alsof hij zijn afschuw wil uiten over het geweld in Gaza. Dat hij dat verschrikkelijk vindt, zal niemand hem verwijten. Maar dan blijkt dat hij iets heel anders op het oog heeft dan de humanitaire crisis in Gaza en het onderliggende politiek-militaire conflict tussen Israël en Hamas. Hij heeft het niet over politiek maar over godsdienst. En meer bepaald over hoe joden en christenen van elkaar verschillen. In zijn visie is het jodendom een nauwe, uitsluitende godsdienst, een godsdienst van ‘gewelddadige recuperatie en militaire uitbreiding’. Daartegenover zet hij het christendom als godsdienst ‘van Gods liefde en Gods redding’ met als kern ‘de universaliteit van het heil’.
De bisschop van Antwerpen schrijft dus dat het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen te wijten is aan het jodendom zelf. Zo beweert hij dat joden en Israëli’s (een onderscheid dat hij niet maakt) op genocide uit zijn: ‘De kinderen moeten dood. De jongeren moeten weg. (…) En na Gaza zal de Westelijke Jordaanoever volgen.’ Meer nog, blijkbaar zijn de Joden zo genocidair dat ze zaten te wachten op een ‘ideaal alibi’ en dat op 7 oktober vonden in de martelingen, verminkingen, massaverkrachtingen en de moedwillig wrede moorden op meer dan duizend Israëlische bejaarden, kinderen, vrouwen en mannen (waar hij eufemistisch naar verwijst als een ‘voorspelbare ontploffing’). Die formulering is obsceen, en het is moeilijk te begrijpen dat iemand die zó over joden denkt, überhaupt joodse vrienden wil.
Aanzienlijke schade
Een reactie is hier dus wel op zijn plaats. Bonny getuigt om te beginnen van weinig kennis over het jodendom. De joodse traditie heeft nooit nood gehad aan de dood en verrijzenis van Christus om te beseffen dat ‘de God van Israël de vader is van alle mensen’. De universaliteit van de menselijke waarde vanuit de schepping van de mens in Gods evenbeeld behoort tot de oudste joodse leerstellingen, eeuwen ouder dan het christendom. Ja, de joodse traditie denkt anders over de verhouding van universaliteit en particulariteit dan christelijke tradities doorgaans doen. Daar zitten we inderdaad niet op hetzelfde spoor. In de joodse traditie ligt het gehele mysterie van het mens-zijn in het feit dat we als mens allemaal verbonden zijn en toch van elkaar verschillen. Het is deels daarom dat joden niet eeuwenlang in naam van de ‘universaliteit van het heil’ hebben geprobeerd iedereen op aarde, van andersgelovigen tot gekoloniseerde volkeren, goedschiks of kwaadschiks, te vuur en te zwaard, te bekeren.
In enkele alinea’s berokkent Bonny aanzienlijke schade aan ruim zestig jaar joods-christelijke dialoog en verzoening. Hij gebruikt tal van clichés uit de lange geschiedenis van christelijk anti-judaïsme: ‘de joden’ die door hun weigering Christus te erkennen verblind zijn en de eigen teksten onjuist interpreteren, ‘de joden’ die hun verbond met God verloren hebben nu de christenen de ware universele draagwijdte van dat verbond begrijpen, ‘de Joden’ met hun materiële wetten versus de spirituele liefde van de christenen, ‘de Joden’ die wachten op het juiste moment om kinderen te vermoorden.
Christelijke jodenhaat
Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie heeft de rooms-katholieke kerk die bladzijde radicaal omgeslagen. Nostra Aetate (1965) is het begin geweest van een vruchtbare dialoog waarin joden en rooms-katholieken hebben samengewerkt om vooroordelen over elkaar te overstijgen en elkaar niet langer te demoniseren.
Bonny wijst die dialoog kennelijk van de hand. Het is kwalijk, onverantwoordelijk en zelfs gevaarlijk hoe hij op een moment dat antisemitisme wereldwijd hoogtij viert, de oude registers van begraven christelijke jodenhaat weer bovenhaalt. Niemand heeft hem gevraagd te zwijgen. Maar alle goedmenende joden en christenen hadden van hem verwacht dat hij niet zou vervallen in een theologie van demonisering en collectieve schuld die joden alhier in België nog meer in gevaar brengt.
Medeondertekend door Vivian Liska (Instituut voor Joodse Studies, Universiteit Antwerpen) en Theodor Dunkelgrün (Departement Geschiedenis, Universiteit Antwerpen).