Jacques Arcadelt – Six Psalmes… (1559)

Jacopo Pontormo, Portret van een onbekende luitspeler, ca. 1529 (Florence, hof van de Medici).
NB: Er is geen portret van Arcadelt bekend. Het kamerkoor van Namen stelde in hun CD-box gewijd aan ‘hun Arcadelt’ dit portret voor als ‘mogelijk’. (Arcadelt was in die tijd waarschijnlijk niet in Florence, omdat in die jaren daar volop oorlog woedde en de Medici verdreven waren. A. Saey suggereert een verblijf in … Lyon. Traditioneler: Rome, waar de Medici ook talrijk aanwezig waren.)

Hoe kan het dat een componist die altijd in dienst van kerkvorsten (paus, kardinaal) gewerkt, in 1559 toch ook een muziekboekje heeft uitgegeven met 6 polyfone zettingen van Franse Psalmen (gebruikmakend van de Geneefse melodie), tout au long, en forme de motets?1. Het antwoord op de vraag is minder schokkend dan u denkt. Dat is namelijk helemaal niet vreemd. Elke zichzelf respecterende componist waagde zich in die periode aan zulke toonzettingen, niet alleen degenen die Calvijn een warm hart toedroegen. Ze werden – toen nog – gezien (gezongen) als algemeen Frans cultureel erfgoed van hoge waarde: teksten van Clément Marot, en melodieën (van Guillaume Franc en Loys Bourgeois). wat wil je nog meer?! Daarover straks meer, eerst iets over Jacques Arcadelt zelf. Wie was dat eigenlijk?

Korte biografie

Lange tijd was er onduidelijkheid over de afkomst van deze 16de eeuwse componist (één van de ‘Vlaamse polyfonisten’ (1507-1568)). In het begin van de jaren 1980 ontdekte de Belgische musicoloog Paul Moret, zelf afkomstig uit Namen, een familie die in die regio te boek staat als gevestigd in ‘Arc a d’Helt’. ‘Arc’ of ‘Arch’ is de naam van een bos, en ‘Helt’ is de naam van het gehucht dat nu Haltinne heeft. Toen hij in de jaren 1990 de doopregisters doorploegde stuitte hij op een doop (d.d. 10 augustus 1507) van ene Iacobus Henricus filius Gerardi Fayl arca Eltinsis.Arca Eltinsis is de deftige – Latijnse – vorm van dit toponym, dat tegelijk een familienaam is : Arcadelt. Gezien de verdere gegevens die hij over deze Jacobus vond, is dit hoogstwaarschijnlijk onze man. Jacques Arcadelt heet dus eigenlijk : Jacques Fayl , zoon van Gerard Fayl d’Arc-a-d’Helt.
Deze familie bezat in de wijde omtrek diverse mijnen, en baatte ook smederijen uit (o.a. ter vervaardiging van wapens: ‘amurie’). Zoon Jacques treffen we even later aan als koorknaap in de Saint Aubain te Namen, met als kapelmeester: Lambert Masson en even later Charles de Niquet. 2 Op grond van de internationale handelsrelaties van de familie wordt vervolgens gesuggereerd, dat zoon Jacques op jonge leeftijd zal zijn meegegaan met een Florentijns gezantschap dat wapens kwam kopen in Namen. Dat verklaart dan (maar is geen verklaring, maar een cirkelredenering) waarom we Jacques eind jaren 1520 in Florence/Rome aantreffen bij de Medici. Hij is al snel volledig geaccultureerd, en vestigt zijn naam als ‘madrigalist’ (publicatie door de Venetiaanse muziekdrukker Gardano van zijn libri di madrigali (primo libro in 1539, maar reeds een piraatdruk in 1538).

Arcadelt, primo libro di madrigali. Venetië, 1539
München, Bayerische Staatsbibliothek — 4 Mus.pr. 95

Op dat moment zit Aracadelt in Rome. Eerst is hij lid (zanger) van de ‘Capella Guilia’ aan het pauselijk hof, even later staat hij te boek als ‘magister puerorum’ van de pauselijke kapel waar hij o.a. Michelangelo leert kennen.3

Albert Saey (uitgever van de verzamelde werken voor CMM): “The latest studies in the life of Arcadelt make it fairly clear that as a member of a small musical group headed by Verdelot and Consilium, both important composers in the early history of the madrigal, Arcadelt spent the years 1527-32 in Lyons, where the troubled conditions of Florence had driven him away. With the restoration of the Medici family, he returned to Florence in 1532 to remain there until the assassination of Alessandro de’ Medici on January 6, 1537, by his cousin Lorenzino. Arcadelt then seems to have left Florence again, this time going to Venice, where he became quite active in musical circles. In December 1540 he is found in Rome, where he became a musician in the Papal Chapel, remaining there until 1551, when he vanished from the Italian scene.” – ‘Arcadelt and Michelangelo’, in: Renaissance News 18/4 (1965), p. 300

Enfin, waarom zou ik dit alles opschrijven, als Jérôme Lejeune het ook zelf kan vertellen in deze korte video van het Choeur de Namur uit 2018 (vanaf 0:50). Hoort u tegelijk ook hoe Arcadelt klinkt:

In de jaren 1550 bevindt Arcadelt zich in Parijs, waar hij als kapelmeester in dienst is van Charles de Guise, kardinaal van Lotharingen (die dus niet enkel in Nancy, maar ook in Parijs ‘hof houdt’). In een aan hem opgedragen publicatie (Missae tres Iacobo Arcadet, 1557) noemt hij zich ook ‘regis musicus’ (in de Psalmenbundel wordt dat: ‘chantre de la chambre du roy’). Nu zijn het geen italiaanse madrigalen die hij schrijft maar Franse chansons, en kerkmuziek (Missen, motetten, Lamentaties, en een Magnificat), uitgegeven bij Du Chemin, of Le Roy & Ballard). Op 14 oktober 1568 overlijdt hij op 61-jarige leeftijd, een musicus van Europese statuur.

Arcadelt, Missae tres. Parijs, 1557
München, Bayerische Staatsbibliothek — 2 Mus.pr. 9

Arcadelt: in dienst van een kardinaal, en toch hugenotenpsalmen ?

Hoe kan het dat deze componist (z’n hele carrière in dienst van rooms-katholieke kerkvorsten) toch een zestal ‘Franse Psalmen’ op z’n conto heeft staan, die wij direct associëren met Calvijn: ‘le psautier huguenot’ noemen we de verzameling zelfs. Het antwoord is heel simpel: Tussen 1550 en 1600 heeft zo ongeveer elke zichzelf respecterend componist uit de francophone wereld zich beziggehouden met die Franse Psalmen. En de associatie met de calvijnse liturgie was er al wel (vanaf het midden van de jaren 1540), maar is nooit exclusief geweest, zeker niet wat de eerste 50 Psalmberijmingen betreft. Deze waren gedicht door Clément Marot, hofdichter van de Franse koning, en dienden voor persoonlijke meditatie (als tekst): De tekst-uitgaven van die Cinquante Pseaumes de David…. zijn niet te tellen. Ook waren ze opgenomen in de verzamelde werken (Les Oeuvres) die na Marot’s dood in 1544 de markt overspoelden. Ze daagden – net als zijn chansons, epigrammen, blasons – componisten uit om er muziek bij te maken. Immers dan wordt reciteren… zingen. En: Qui cantat bis orat. De eerste polyfone muziekversies verschijnen zelfs al voordat er melodieën zijn (o.a. in Antwerpen – Appenzeller 1542, Manchicourt 1544, in de vorm van een motet). De eerste toonzettingen met verwijzing naar de Geneefse melodie zien het licht in Parijs (Pierre Certon, Antoine Mornable, 1546). De eerste bundel (‘livre’) gevuld met enkel polyfone Psalmzettingen verschijnt in 1547 in Lyon (Loys Bourgeois). En dan kan Parijs niet achter blijven: Clément Janequin (ja, inderdaad, vooral gekend van scrabreuze chansons) zet alle Psalmen van Marot op muziek, met gebruikmaking van de Geneefse melodie (1549, eerste selectie, 1559 compleet): harmonisaties, licht versierd, stemmig. En dan komt de rest. Het wordt echt een hype. Van zeer eenvoudige harmonisaties (note-tegen-noot) tot zeer complexe contrapunctische composities, waarbij de melodie als cantus firmus dient, of motieven aanlevert.

Soms zegt zo’n publicatie wel degelijk iets over de religieuze sympathie van de componist, maar heel vaak ook niets. Voor de hervormde liturgie konden ze in elk geval niet gebruikt worden, want daar gold enkel eenstemmige onbegeleide samenzang. En – niet vergeten: de franse godsdienstoorlogen moest nog uitgevochten worden (de Bartholomeüsnacht valt in 1572). Dat wil zeggen: Welke definitie het Franse koninkrijk aan ‘christelijk’ zou geven, was nog helemaal geen uitgemaakte zaak. Ook Arcadelt’s broodheer, hoewel fel anti-protestant, was ook anti-rooms-katholiek: Hij streefde naar een van Rome onafhankelijke (Gallicaanse) kerk. Toen eind jaren 1560 de politieke tegenstellingen zich verscherpten (de standpunten verhardden: ‘mutually exclusive’ werden) koos hij voor de rooms-katholieke fractie. Nog niets van dit doorgedreven confessionalisme dus, in de jaren 1550, toen zijn hofkapelmeester een zestal Franse Psalmen publiceerde in Parijs. De titel zegt alles (en we moeten het er helaas ook mee doen, want enkel het stemboekje met de ‘bassus’ is bewaard.

Six Psalmes de David, composés en musique au long…. (1559)

De officiële titel:

SIX PSALMES DE DAVID, COM=
posés en Musique au long (en forme de Motetz) à quatre & cinq
parties par M. IAQVES ARCADET,4
chantre de la chambre du Roy,
& maistre de la chappelle de Monsieur le Cardinal de Lorraine,

Paris : Adrian Le Roy et Robert Ballard, 1559. – bassus.5.

  • De inhoud (NB: alle psalmen worden in hun geheel getoonzet (tout au long), waarbij de bezetting en de sfeer vaak varieert per couplet (partie). Het zijn Psalmmotetten.
    • Il faut que de tous mes esprits (Ps. 138)
    • La terre au Seigneur appartient (Ps. 24)
    • Estant assis aux rives aquatiques (Ps. 137)
    • Bien heureux est quiconques (Ps. 128)
    • Du fons de ma pensée (Ps. 130), 
    • Qui est-ce qui conversera (Ps. 15).

Deze zettingen hebben een zekere populariteit genoten, weten we uit objectieve bron:

  • Vijf ervan (uitgezonderd Psalm 128) zijn ook te vinden in een manuscript dat nu in Genève wordt bewaard, maar uit Parijs afkomstig is6
  • Psalm 128 was al in 1554 gepubliceerd door Guillaume Guéroult in zijn Premier livre des pseaulmes et sentences… Mis en musique en forme de motetz, par divers excellens musiciens. [Genève] : Simon Du Bosc et Guillaume Guéroult, 1554.
  • Psalm 138 was al in 1555 gepubliceerd, ook door Guillaume Guéroult, in zijn Second livre des pseaulmes et sentences, tirées tant du Psalmiste royal que des autres sainct prophetes, mis en musique en forme de motetz, par divers excellens musiciens… [Genève] : Simon Du Bosc et Guillaume Guéroult, 1555.

Van de officiële Parijse editie hebben we dus enkel de bassus (Berkeley), gedrukt door Le Roy et Ballard. Duidelijk een luxe editie. Maar van Psalm 138 hebben we gelukkig ook nog de eerdere versie, uitgegeven in Genève door Guillaume Guéroult, de godfather van de Franse protestantse muziekcultuur. Helemaal geen luxe editie (piepkleine stemboekjes), maar wel compleet bewaard. Het bevindt zich in Bologna, in de muziekbibliotheek van het Liceo Musicale (alle 5 stemboekjes), samengebonden met andere muziekpublicaties van het duo Guéroult – Du Bosc uit die jaren, zowel in het Frans (religieuze contrefacten), als Latijnse motetten. Vandaar dat deze Psalm gehoord kan worden… Ze is ook opgenomen in de uitgave van Arcadelts verzamelde werken door Albert Saey 7. Ze bestaat uit 4 delen, getoonzet voor resp. 4, 3, 4 (a voix pareilles), en 5 stemmen.

Arcadelt in Antwerpen – Psalm 138 – 8 september 2024

ARCADELT’s sfeervolle toonzetting van Psalm 138 zal te horen zijn in de muziekviering op 8 september 2024 10u30 – Brabantse Olijfberg – Protestantse kerk – Antwerpen (Lange Winkelstraat 5). Voor meer inlichtingen

1e couplet van Psalm 138. stemboekje van de tenor – u herkent de licht versierde melodie. Ook het begin van het tweede couplet, dat als trio is toongezet. Second livre des Psalmes et sentences … [Genève] 1555, Dubosc-Gueroult
3de couplet van Psalm 138. stemboekje van de superius (bovenstem)
Second livre des Psalmes et sentences … [Genève] 1555, Dubosc-Gueroult

  1. Helaas is enkel het stemboekje van de bas bewaard gebleven. Dus kunnen we ons geen echt beeld vormen van deze composities op één na: Psalm 138, die ook elders is uitgegeven (zie onder)
  2. Paul Moret’s ontdekkingen werden gebundeld gepubliceerd door de Société de Musicologie in Luik in het Bulletin van oktober 1993. Hier kunt u de successieve ontdekkingen met voetnoten nalezen: https://popups.uliege.be/1371-6735/index.php?id=670&file=1&pid=666. Overtuigend vind ik.
  3. toonzetting van twee gedichten van Michelangelo door Arcadelt, waarover in drie brieven van Michelangelo wordt gesproken.
  4. in Frankrijk laat men vaak de ‘l’ weg
  5. 4 vol. 4° obl. LRB n° 53. NB: U zoekt er tevergeefs naar in RISM. Het bevindt zich in Berkeley (CA) : Jean Gray Hargrove Music Library : M2092.G68.P8 1558. BPIVF 1559/07
  6. BGE : Mus. Ms. 572. Enkel de tenorpartij is bewaard.
  7. Jacques Arcadelt, Opera Omnia Vol.X: Corpus Mensurabilis Musicae (Rome: American Institute of Musicology, 1970)