Kerkgebouwen en hun inrichting behoren niet alleen toe aan kerkelijke instellingen en gemeenschappen. Als overgeërfde ruimten zijn ze gemeenschapsgoederen, en behoren allen toe…
Manifest
Kerken (inclusief hun inrichting) zijn belangrijke getuigen van het cultureel erfgoed in Europa.1 Veel christelijke gemeenschappen botsen op hun grenzen als het over het in stand houden van dit waardevolle erfgoed gaat. Dit leidt tot verval, sluiting en (niet altijd goed doordachte) herbestemming. Kerkruimtes zijn echter ‘Common Spaces’ – heel veel mensen hebben vaak gedurende eeuwen aan dit ‘gemeenschapsgoed’ bijgedragen. Deze gebouwen sluiten, slopen, verkopen, is eigenlijk diefstal van de ‘communitas’. Tegelijk is het niet zo simpel om kerkgebouwen een nieuwe bestemming te geven, zodat ze ‘levend erfgoed’ blijven.
Kerk, Staat en Samenleving kunnen zich niet langer aan hun gezamenlijke historische verantwoordelijkheid voor dit cultureel erfgoed onttrekken.
Dit manifest roept alle partners op om de nieuwe situatie waarin we qua beheer van dit erfgoed terecht zijn gekomen, met nieuwe vormen van participatief beheer tegemoet te treden, zodat kerken hun culturele (en dus ook religieuze) waarde kunnen behouden.
Zeven argumenten
Kerkgebouwen zijn ‘meervoudig gecodeerde’ plekken
Kerkgebouwen zijn vooreerst ruimtes waarin christenen hun geloof hebben beleden en vorm gegeven, vaak tot op de huidige dag. Ze vertellen iets over de geschiedenis van de mens met (zijn) God. Tegelijk zijn ze ook cultureel erfgoed dat toebehoort aan alle mensen, ruimtes waar kunsten en ambachten hun sporen hebben nagelaten. Ook bepalen kerken vaak het stads- of dorpsbeeld en bieden daardoor niet alleen vroeger, maar ook vandaag nog kansen aan de omwonende gemeenschap om levenservaringen te delen, en samenlevingsvragen te verkennen.
België telt naar schatting 4.000 kerkgebouwen. Deze zijn ooit door en voor lokale geloofsgemeenschappen gebouwd. Vaak zijn ze gedurende meerdere eeuwen door opeenvolgende generaties onderhouden, verbouwd, aangepast aan wat men als de toenmalige noden zag. De ‘historie’ is er letterlijk aan af te lezen. De huidige geloofsgemeenschappen zien zichzelf – terecht – als ‘bewaarders van dit erfgoed’. Maar ze kunnen het onderhoud niet meer (alleen) aan. Kerkbesturen worden overvraagd. Politici en (grote delen van) de samenleving laten ze maar tobben, of hebben schrik om de verantwoording (mee) op zich te nemen. Als kerkgebouwen echter verdwijnen, dan veranderen steden en dorpen ingrijpend, en niet alleen qua landschap. Ook het sociaal weefsel wordt aangetast. Daarom hebben we een breed en open debat nodig over een nieuw dragende structuur, waarmee de samenleving zijn kerkgebouwen als gemeenschapsgoederen kan veilig stellen.
Kerkgebouwen zijn duurzaam cultureel erfgoed
Via Monumentenzorg en Erfgoedbeheer neemt de samenleving het mandaat op om het erfgoed te bewaren en te beheren. Precies daarom mogen we met de nog beschikbare materiële getuigen niet slordig omgaan. Ze staan niet zomaar ‘ter beschikking’. Dat geldt ook voor (kerk)gebouwen die niet op de lijst van erkende monumenten staan. Vooral moderne kerkgebouwen lopen hier gevaar, omdat demografische veranderingen samenvallen met een devaluatie van de toen gebruikte vormen en materialen. Tegen deze achtergrond horen kerken, ongeacht hun ouderdom, enkel en alleen al vanwege hun bijzondere architectonische uitdaging, tot de belangrijkste gebouwen uit ons cultureel erfgoed.
Kerken zijn ook materieel waardevolle bronnen (‘Resources’). Al vele eeuwen bewijzen ze robuuste, transformeerbare architecturale objecten te zijn. Ze belichamen vaak een doordachte omgang met bouwmaterialen, bevatten kennis omtrent het herstel (reparaties), het uitbouwen, en hergebruiken ervan. Door energiestromen en CO2-uitstoot uit het verleden op te slaan, ontlasten ze nog tot op vandaag het klimaat. Kerken bieden – alleen al door hun omvang – koele openbare ruimtes in steden die opwarmen. Daarom roepen we op tot een paradigmaverschuiving: weg van sloop en nieuwbouw, naar verder gebruik en zorgvuldige ombouw.
Kerkgebouwen vragen betrokkenheid
Vaak hebben kerkelijke instellingen – en gemeenschappen – zelf afscheid genomen van culturele ‘markers’ die vroeger bij hun godsdienst hoorden. Ze beschouwen vormgeving, en/of onderdelen van de kerkinrichting en aankleding als ‘achterhaald’. Zo kan de paradoxale situatie ontstaan dat de huidige gebruikers niet perse de beste hoeders van hun eigen culturele erfgoed. Omdat echter “Ieder mens er recht op heeft om deel te hebben aan en te genieten van het cultureel erfgoed” (art, 27 UVRM), ligt het voor de hand dat ook anderen dan de leden van de geloofsgemeenschap bij het beheer en behoud betrokken worden. Een positieve uitdaging voor de hyperdiverse samenleving van de 21e eeuw.
Met name sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog geven kerken in Europa ook vorm aan het gevoel van Europese eenheid. Het zijn vaak lokale knooppunten in een bovenlokaal netwerk van relaties (met zuster-kerken en oecumenische partners). Kerkgebouwen zijn van oudsher – principieel – vrij toegankelijk. Ze staan open voor oude en nieuwe vormen van gemeenschapservaringen, en culturele beleving. Deze schat moet bewaard worden, niet antiquarisch, maar als levend erfgoed.
Kerken zijn radicaal open plaatsen
De bijbel onderkende de spanning reeds: Enerzijds is de mens er fier op dat hij een prachtig huis voor ‘zijn God’ kan bouwen. Anderzijds klinkt er de stem die zegt dat God zich niet in een door mensen gemaakte ruimte laat opsluiten. Beide overtuigingen – antropologische constanten – zien we terug in de kerkbouw. Of het nu een gothische kathedraal is, een basaal gemeenschapscentrum, of een brutalistisch betonnen kerkgebouw, uiteindelijk kunnen liturgische beleving en sociaal engagement ook ruimtelijk niet zonder elkaar. God heeft wel geen kerkgebouwen nodig, maar mensen zijn wel op zulke ruimtes aangewezen.
Hoezeer kerkgebouwen ook verwijzen naar iets dat mensen overstijgt, toch staan ze middenin de wereld. Kerken zijn integraal onderdeel van de haar omringende samenleving, zonder er volledig in op te gaan. Dit plus, deze meerwaarde, belichamen kerkgebouwen en maakt hen tot radicaal open, publieke ruimtes. Hun toekomst moet daarom een zorg zijn voor alle sociale actoren en in overleg worden vormgegeven.
De inrichting van kerken is Europees erfgoed
In hun inrichting bewaren kerken kunstschatten van meer dan 1200 jaar, in zeer verschillende stijlen, afhankelijk van het kerkgenootschap en de regio. Deze diverse inrichtingen, waaronder ook architecturale kunst, klokken en orgels, zijn te danken aan het engagement van ontelbare schenkers. Ze maken de verschillende perioden van ontstaan zichtbaar, ze getuigen van de ideeën over vroomheid en theologische opvattingen. Ze maken van kerken ruimtes voor een gesprek over geloofsopvatting en -beleving : cultuur-centra om verhalen te vertellen, te delen, en op verhaal te komen
Kerkinrichting en kerkmeubilair zijn in juist in hun diversiteit een waardevolle bron om het vreedzaam samenleven te oefenen. Als cultureel erfgoed moeten kerken en hun kunstwerken daarom voor iedereen toegankelijk maken door duidelijke openingstijden, academisch onderzoek, educatieve projecten en een ruimhartige kijk op het gebruik ervan.
Kerkgebouwen zijn third (and fourth) places
Socioloog Ray Oldenbourg heeft aandacht gevraagd voor het belang van third places (derde plekken). Ze worden door mensen op de weg tussen thuis (first place) en de werkplek (second place) opgezocht. Het zijn plaatsen waar burgers elkaar ontmoeten in een verband dat niet samenvalt met de familie of het werk. De sportvereniging en het café zijn hiervan twee voorbeelden. Kerken zijn altijd al zulke plaatsen geweest. Door het bijzondere karakter van hun gebouwen (architecturaal) en hun inbedding in (en banden met) de directe omgeving, kunnen ze ook fourth places (vierde plekken) worden: Ruimtes in dorpen en stadswijken, waar het mogelijk is om niet alleen elkaar te ontmoeten, maar ook naar elkaar om te zien terwijl men samen zoekt naar betekenis.
Vooral in landelijke gebieden zijn kerken architecturale herkenningspunten, centrale oriëntatiepunten, getuigen van een geestelijke traditie – en belangrijke ontmoetingsplaatsen. In tegenstelling tot dorpswinkels, dorpscafés of herbergen, culturele centra en scholen, verdwijnen ze niet als de gemeenschap krimpt.
Kerkgebouwen verdienen een nieuwe vorm van beheer
We pleiten voor een nieuwe vorm van kerkbestuur, waarbij allen die betrokken zijn bij het gebouw (de plek), ook betrokken worden in het beheer. Gedeeld ‘eigenaarschap’. Als de beheersopdracht van bedreigde kerkgebouwen (inclusief de inrichting) wordt overgenomen door een (overkoepelende) stichting, vermindert ook de economische druk om te renderen. De huidige beheersstructuur (kerkfabriek) staat niet toe dat de beheerde gebouwen (incl. andere bezittingen) anders worden ingezet dan voor de ‘vieringen van de geloofsgemeenschap’. Deze beperkte visie hypothekeert de toekomst, niet alleen van de kerkgebouwen, maar ook van de geloofsgemeenschap.
Te denken valt aan een breed samengestelde ‘gemeenschap’ die – in de vorm van bijv. een stichting, een vzw – de verantwoordelijkheid voor ‘hun kerk’ op zich neemt, zowel qua beheer als qua visie-ontwikkeling. Hierin hebben naast de kerkgemeenschap, ook de diverse overheden, sociale en culturele partners een stem, omdat ze samen werken aan de toekomst van ‘hun kerk’. Boven-lokaal zouden gebruiksconcepten ontwikkeld kunnen worden, die passen bij de erfgoedwaarde van de kerkgebouwen, en die participatie faciliteren, en die tegelijk instaan voor de duurzaamheid van het project (en het gebouw). Kerkgebouwen en hun inrichting behoren niet alleen toe aan kerkelijke instellingen en congregaties. Als overgeërfde ruimten zijn ze gemeenschapsgoederen, en behoren allen toe.
- Deze tekst is een ietwat vrije vertaling van het Kirchenmanifest dat in mei 2024 gepubliceerd werd in Duitsland, met – vanzelfsprekend – de nodige aanpassingen aan de Belgische situatie en terminologie.