Ontstaansgeschiedenis
De tekst
Ongeveer een jaar voor zijn dood begint Heinrich Posthumus Reuss (1572-1635, landheer van Gera etc.) zijn eigen uitvaart voor te bereiden. Hij besluit om de koperen grafkist (sarcofaag) waarmee hij in de graftombe van zijn voorouders zal worden bijgezet, te laten versieren met 25 teksten, een afwisseling van bekende bijbelverzen en geliefde lied-strofen. De ‘idee’ komt bij Martin Luther zelf vandaan. Die heeft in 1542 in een voorwoord bij een gezangboek met ‘liederen voor een christelijke begrafenis’ zelf een schot voor de boeg gegeven, en geschikte bijbelteksten opgelijst. ZIjn statement: “Zulke spreuken en grafschriften zijn veel zinvoller dan al die wereldlijke tekenen, helmen, schilden …” De bijbelteksten zijn bij Reuss ‘gepaard’ aan een liedstrofe (beetje zoals een aria en een koraal in de Cantates/Passies van Bach). De teksten moeten dienen om straks bij zijn uitvaart de aanwezigen op te wekken om zich op een opbouwende manier op de dood voor te bereiden en over het sterven na te denken (zu Erweck: und Übung Gottseliger SterbensGedancken, zo staat het op de liturgie die gedrukt werd). De staatsbegrafenis is een geloofsstatement bij uitstek, met sociale en politieke functie (het is volop oorlogstijd! Heinrich was – overtuigd Luthers – adviseur van de keizer geweest, zelfs van drie opeenvolgende. Hij wist heel goed wat er speelde.)
Hij kiest ook alvast de preektekst waarover de dominee moet spreken in de dienst: Psalm 73, 25-26: Heer, als ik U maar heb, dan heb ik niets meer nodig op hemel, of op aarde. Tenslotte spreekt hij de wens uit dat de inscripties op zijn grafkist , evenals andere door hem gekozen teksten (o.a. de lofzang van Simeon) tijdens zijn begrafenisdienst zouden worden ten gehore gebracht op muzikale wijze. Zijn vrouw wordt pas enkele dagen voor zijn overlijden ingelicht over het bestaan van de kist en de opzet van zijn uitvaart.
Als de vorst na een kort ziekbed overlijdt (3 december 1635), krijgt – dat lijkt tenminste het aannemelijkste scenari – Heinrich Schütz de opdracht om de teksten op muziek te zetten. Schütz stamt uit Kostritz en zijn vader was gehuwd met de dochter van de burgemeester van Gera. Gezien de diplomatieke carrière van Heinrich Reuss, kan het haast niet anders dan dat ze elkaar gekend hebben. In 1617 had Schütz trouwens op verzoek van de vorst een aanbeveling geschreven voor de organisatie van het muziekleven in Gera (kerk, hof en school). Schütz kwijt zich op ingenieuze wijze van zijn taak en componeert de Musikalische Exequien: een volledige Duitse ‘begrafenismis’ op muziek.
Op 4 februari 1636 (niet toevallig Maria-lichtmis) vond de plechtige uitvaart plaats in de Skt. Johanniskirche in Gera. Hoogstwaarschijnlijk werd de muziek door Gera-er musici uitgevoerd (8 zangers en 1 toetsenist, die op een ‘verdackt orgel’ moet spelen. Een orgel met een kleed erover? discreet opgesteld? Of met ‘gedackt’ register?) Het eerste deel van de muziek klonk voor de preek als Missa brevis, het tweede deel na de preek (als Schriftmotet). Bij de bijzetting in de familiecrypte onder de kerk, klonk het derde muziekstuk, waarbij het koor de lofzang van Simeon zong, terwijl verderop in de kerk twee vrouwenstemmen antwoordden met ‘Zalig zijn de doden, die in de Here sterven’.
Zelden klonken bijbelse ‘krachtspreuken’ troostrijker dan in deze muzikale toonzetting van 386 jaar geleden.
De muziek
Het eerste deel van de Musikalische Exequien was dus bedoeld als een Missa Brevis, d.w.z. kyrie en gloria. Het 3-voudige kyrie is gemakkelijk te herkennen in de drievoudige roep om erbarming, gericht tot Vader, Zoon en Heilige Geest, zeer gebruikelijk in de Lutherse traditie. Hier heeft Schütz – na de intonatie (uit Job) de bijbelspreuken getoonzet die op de sarcofaag rondom de crucifix afgedrukt en op het hoofdeind zijn afgedrukt. De ‘hoofd-teksten’ zogezegd:
De rest van de compositie vervangt het Gloria. De intonatie is Joh 3:16a (Alzo lief heeft God de wereld gehad… vervangt dus ‘Gloria in excelsis Deo), waarbij het ‘in terra pax’ – waar gewoonlijk het koor begint – de woorden van het vervolg krijgt toegewezen (opdat allen die geloven, niet verloren gaan, maar…). Daarna worden de bijbelteksten die op de sarcofaag staan getrouw door Schütz getoonzet, steeds gevolgd door de liedstrofen die op de sarcofaag er ook bij geplaatst zijn. Deze verbinding van Bijbel met liedstrofen is het echt originele van de tekstkeuze van Heinrich Reuss. Die liedteksten waren even bekend als de bijbelse ‘krachtspreuken’ en men kende ook de melodie die erbij hoorde. In zijn voorwoord verontschuldigt Schütz zich dat hij de gekende melodieën nogal een geweld heeft aangedaan (eerder thematische inspiratie dan citaat). Hij wilde ze qua sfeer, ritme en tonaliteit, integreren in het totaalconcept dat hij muzikaal voor ogen had. Tussen de door solisten vertolkte bijbelteksten en de daaropvolgende door de capella (6-stemmig) gezongen liedboek-teksten bestaat een sterk inhoudelijk verband, vergelijkbaar met de wijze waarop later Bach in de diverse passies, de koralen laat reageren op de aria’s. Schütz heeft zelf een uitgave verzorgd van de muziek. In het voorwoord spreekt hij de hoop uit dat de muziek verder mag leven, niet enkel als begrafenismuziek, maar als een Duitse Missa brevis. Dit was te revolutionair voor zijn tijd. Men was nog gehecht aan de gewone bewoordingen van m.n. het Gloria. Eigenlijk wel jammer, want wat Schütz (en Reuss) hebben bereikt met hun tekstkeuze is een kyrie dat verankerd is in de beleving van sterfelijkheid, eindigheid van de mens, en een gloria dat antwoordt op die ‘condition humaine’ door te verwijzen naar de dragende en reddende kracht van een verinnerlijkt evangelie. Christo-centrisch en tegelijk humaan, humanistisch.
Overzicht en opbouw
klik op de afbeelding
Orde van dienst
- Introïtus: Nacket bin ich vom Mutterleibe kommen…
- Kyrie en Gloria
= deel 1 van de Exequien „Concert in Form einer teutschen Begräbnis-Missa“ - Lied: Herzlich lieb hab‘ Ich dich, o HERR
- Predikatie door Christoph Richter over Psalm 73, vers 25: Wenn ich, HERR, nur dich habe
- Aanknopend aan de preek (als Schriftmotet) : het dubbelkorige Motet HERR, wenn Ich nur dich habe
= deel 2 van de Exequien - Bijzetting van de sarcofaag in de crypte, terwijl het Canticum Simeonis klinkt
- als dubbelkorig motet: HERR, nun lässest du deinen Diener « unterlegt mit » Selig sind die Toten. = deel 3 van de Exequien
- als lied: Mit Fried und Freud Ich fahr dahin (=Luthers strofische versie van het Canticum Simeonis )
- Na de zegenspreuk die de viering besluit, zingt de gemeente nog:
Hört auff mit weinen und klagen,
Ob dem Todt niemand zage.
Er ist gestorben als ein Christ
Sein Todt ein Gang zum Leben ist.