Bonny en Baert over Gaza

Vorige week stond er een spontaan geschreven opiniestuk van Johan Bonny (bisschop van Antwerpen) in De STANDAARD (DS 9 november). Hij richt zich tot zijn ‘Joodse vrienden’ en spelt hen de les over de ‘God van de Bijbel’. Niet eens tussen de regels door, maar expliciet verwijt hij zijn ‘Joodse vrienden’ (wie zijn dat? zo vroeg ik me af) dat zij hun heilige Geschriften helemaal verkeerd interpreteren. Gelukkig – zo vervolgt de bisschop – zijn er verlichte christenen die wel weten wat de God van de Bijbel eigenlijk wil. Dus verklaart hij ex cathedra wat ‘sinds Christus’ dood en verrijzenis’ het Oude Testament nog wel en niet kan zeggen. Los van de inhoud: Het is schokkend deze vorm van christelijk superioriteitsdenken (“God, ik dank u dat ik niet ben zoals…”) in de 21ste eeuw nog te moeten lezen, en dan nog wel vloeiend uit de pen van de bisschop van Antwerpen. Deze ‘substitutie-theologie’ (de kerk is in de plaats van Israel gekomen) was eeuwen lang de basis van het kerkelijk anti-judaïsme, dat op zijn beurt zowel openlijk als onderhuids het anti-semitisme aanwakkert.

Gelukkig stond er in De STANDAARD van vandaag (DS 13 november) een weerlegging door Denis Baert. Voor t geval u dit niet kunt lezen. Hier de tekst.

Wil Johan Bonny eigenlijk wel joodse vrienden?

Johan Bonny haalt de oude registers van christelijke Jodenhaat weer boven en dat is gevaarlijk, vindt Dennis Baert.

Dennis Baert (Instituut voor Joodse Studies Universiteit Antwerpen).

13 november DE STANDAARD

Johan Bonny schrijft dat hij niet langer kan zwijgen over Gaza tegen zijn joodse vrienden (DS 9 november). Even lijkt het alsof hij zijn afschuw wil uiten over het geweld in Gaza. Dat hij dat verschrikkelijk vindt, zal niemand hem verwijten. Maar dan blijkt dat hij iets heel anders op het oog heeft dan de humanitaire crisis in Gaza en het onderliggende politiek-militaire conflict tussen Israël en Hamas. Hij heeft het niet over politiek maar over godsdienst. En meer bepaald over hoe joden en christenen van elkaar verschillen. In zijn visie is het jodendom een nauwe, uitsluitende godsdienst, een godsdienst van ‘gewelddadige recuperatie en militaire uitbreiding’. Daartegenover zet hij het christendom als godsdienst ‘van Gods liefde en Gods redding’ met als kern ‘de universaliteit van het heil’.

De bisschop van Antwerpen schrijft dus dat het conflict tussen Israëli’s en Palestijnen te wijten is aan het jodendom zelf. Zo beweert hij dat joden en Israëli’s (een onderscheid dat hij niet maakt) op genocide uit zijn: ‘De kinderen moeten dood. De jongeren moeten weg. (…) En na Gaza zal de Westelijke Jordaanoever volgen.’ Meer nog, blijkbaar zijn de Joden zo genocidair dat ze zaten te wachten op een ‘ideaal alibi’ en dat op 7 oktober vonden in de martelingen, verminkingen, massaverkrachtingen en de moedwillig wrede moorden op meer dan duizend Israëlische bejaarden, kinderen, vrouwen en mannen (waar hij eufemistisch naar verwijst als een ‘voorspelbare ontploffing’). Die formulering is obsceen, en het is moeilijk te begrijpen dat iemand die zó over joden denkt, überhaupt joodse vrienden wil.

Aanzienlijke schade

Een reactie is hier dus wel op zijn plaats. Bonny getuigt om te beginnen van weinig kennis over het jodendom. De joodse traditie heeft nooit nood gehad aan de dood en verrijzenis van Christus om te beseffen dat ‘de God van Israël de vader is van alle mensen’. De universaliteit van de menselijke waarde vanuit de schepping van de mens in Gods evenbeeld behoort tot de oudste joodse leerstellingen, eeuwen ouder dan het christendom. Ja, de joodse traditie denkt anders over de verhouding van universaliteit en particulariteit dan christelijke tradities doorgaans doen. Daar zitten we inderdaad niet op hetzelfde spoor. In de joodse traditie ligt het gehele mysterie van het mens-zijn in het feit dat we als mens allemaal verbonden zijn en toch van elkaar verschillen. Het is deels daarom dat joden niet eeuwenlang in naam van de ‘universaliteit van het heil’ hebben geprobeerd iedereen op aarde, van andersgelovigen tot gekoloniseerde volkeren, goedschiks of kwaadschiks, te vuur en te zwaard, te bekeren.

In enkele alinea’s berokkent Bonny aanzienlijke schade aan ruim zestig jaar joods-christelijke dialoog en verzoening. Hij gebruikt tal van clichés uit de lange geschiedenis van christelijk anti-judaïsme: ‘de joden’ die door hun weigering Christus te erkennen verblind zijn en de eigen teksten onjuist interpreteren, ‘de joden’ die hun verbond met God verloren hebben nu de christenen de ware universele draagwijdte van dat verbond begrijpen, ‘de Joden’ met hun materiële wetten versus de spirituele liefde van de christenen, ‘de Joden’ die wachten op het juiste moment om kinderen te vermoorden.

Christelijke jodenhaat

Sinds het Tweede Vaticaanse Concilie heeft de rooms-katholieke kerk die bladzijde radicaal omgeslagen. Nostra Aetate (1965) is het begin geweest van een vruchtbare dialoog waarin joden en rooms-katholieken hebben samengewerkt om vooroordelen over elkaar te overstijgen en elkaar niet langer te demoniseren.

Bonny wijst die dialoog kennelijk van de hand. Het is kwalijk, onverantwoordelijk en zelfs gevaarlijk hoe hij op een moment dat antisemitisme wereldwijd hoogtij viert, de oude registers van begraven christelijke jodenhaat weer bovenhaalt. Niemand heeft hem gevraagd te zwijgen. Maar alle goedmenende joden en christenen hadden van hem verwacht dat hij niet zou vervallen in een theologie van demonisering en collectieve schuld die joden alhier in België nog meer in gevaar brengt.

Medeondertekend door Vivian Liska (Instituut voor Joodse Studies, Universiteit Antwerpen) en Theodor Dunkelgrün (Departement Geschiedenis, Universiteit Antwerpen).

Muziekdienst 12 november 2023: Renaissance orkest, koor en soli.

kerk van de Brabantse Olijfberg 10u30

begin van Psalm 116 (Vulgaat: 114) – 15de eeuwse miniatuur

Opzet van de Viering


orgel vóór:
– Claudio Merulo (1533-1604): uit ‘Libro terzo de canzoni d’intavolatura d’organo’ (1611): Languissans (naar Thomas Crecquillon)
– Antonio de Cabezon (1510-1566): uit ‘Obras de Musica para tecla, arpa y vihuela’ (1578):
Triste de par (naar Nicolas Gombert)

HOOFDMUZIEK
cantate: Willem Ceuleers: psalm 114/115 [116]: Alleluia. Dilexi, quoniam exaudiet Dominus, (Ik heb lief, want Hìj zal mijn stem horen…) opus 1016 (2023)

– Meditatie: Dick Wursten
– orgel na: Max Reger (1873-1916) : uit ’12 Stücke’, opus 65 (1902): nr. 4: Consolation

Medewerkers

sopraan: Sabine Van Thillo, Danielle Van de Vloet, Bieke Schiltz,
Heleen Rouwenhorst
bariton: Luk Verlackt, Dirk Daems, Willem Ceuleers
traverso: Jef Van Boven
blokfluit: Kristin Meerts, Bart De Coster
cornetto: Sus Herbosch
dulciaan: Walter Bosmans, Walter De Clercq
viool: Stef Willems
cello: Hilde van Hoijweghen
orgel: Marie-Ange Boost

“O wie selig seid ihr doch” – koraalcantate Max Reger

10 december 2023 Feestelijke afsluiting van het Reger-jaar in de Brabantse Olijfberg / Musische Gottesdienst

Tijdens de laatste muziekdienst van 2023 zal Max Reger (1873-1916) voor, tijdens en na de viering auditief acte de présence geven. Ca. 35 muzikanten (koor, orkest, solist) zullen zich voegen bij het Walckerorgel op het doksaal. Saillant détail: De make-over van onze kerk startte in 1904 met precies de constructie van dat doksaal met daarop een Walckerorgel. Alsof het gemaakt is voor orgelmuziek en een koraalcantate uit datzelfde jaar (1904) van Max Reger.

In de koraalcantate is er een ‘beurtzang’ tussen aarde en hemel: de ‘aardbewoners’ zijn jaloers op de zaligheid van de hemelingen (‘O wie selig seid ihr doch, o Frommen…), en krijgen – tot hun verrassing – reactie ‘van boven’: de hemelingen bevestigen natuurlijk hoe fijn het daarboven is, maar proberen tegelijk ook de wereldlingen te bemoedigen het vol te houden. Na de beurtzang eindigt de cantate met een loflied op God: ‘Hemel en aarde stemmen saam, en prijzen ‘s Heren naam’ (cf. ps. 149,5)

Klik hier voor meer achtergrond en toelichting op cantate (tekst/muziek)

Uitvoerenden

  • soliste (mezzosopraan): Aina Callaert
  • koor van de Brabantse Olijfberg
    • Sopraan: Sabine Vanthillo,Bieke Schiltz, Heleen Rouwenhorst
    • Alt: Bernadette Simkens, Els Caremans, Marie-Ange Boost, Lisbeth Wolfs
    • Tenor: (instrumentaal)
    • Bas: Dirk Daems, Walter Bosmans, Luk Verlackt, Walter De Clercq
  • gemeentezang: Bart De Coster, Hilde van Hoijweghen
  • strijkorkest Entente Cordiale, concertmeester JeongSun Goo
  • orgel: Willem Ceuleers
  • gastdirigent: Gregory Delbrouck

Orde van de viering

10u15: orgel : uit ’12 Stücke’, opus 80 (1904): nrs. 1, 2 & 8
Präludium – Fughetta – Romanze

10u30: viering
votum en groet
Aanvangslied: Kom tot ons de wereld wacht
gebeden
Lezingen
Inleiding op de koraalcantate
Koraalcantate O wie selig seid ihr doch, WoO (1904)
Bezinning
Lied
Collecten
Gebeden
Slotlied
Zegen

Max Reger, 150 jaar geleden geboren

Herdenkingsconcert 20 oktober 2023 – 20u – Walckerorgel – Willem Ceuleers

Brabantse Olijfberg, Lange Winkelstraat 5, 2000 Antwerpen

Dit jaar wordt in de orgelwereld het 150ste geboortejaar van de Duitse componist, dirigent en organist Max Reger (1873-1916) gevierd, een gelegenheid die we in de Brabantse Olijfberg niet zomaar voorbij laten gaan. Want onze kerk bezit het enige Duitse orgel in Vlaanderen (en het enige bespeelbare in België) dat met zijn klanken de muziek van Reger precies kan weergeven zoals hij ze bedoelde. Willem Ceuleers speelde dit jaar tijdens elke maandelijkse muziekdienst reeds een substantieel werk van Reger en zal dat tot december blijven doen. Hij nodigt u samen met Procant VZW bovendien uit tot een orgelconcert, integraal gewijd aan deze zeer productieve laat-romantische componist.

– uit ‘Sieben Stücke’, opus 145 (1916):
        – Dankpsalm

– uit ’25 leicht ausführbare Vorspiele’, opus 67 (1902):
        – Jesu meine Freude
        – Lobe den Herren, den mächtigen König der Ehren
        – Valet will ich dir geben

– uit ’10 Stücke’, opus 69 (1903):
        – Basso ostinato
        – Moment musical
        – Capriccio

– uit ’25 leicht ausführbare Vorspiele, opus 67 (1902):
        – Vater unser im Himmelreich
        – Wachet auf, ruft uns die Stimme

– uit ’13 Choralvorspiele’, opus 79b (1903):
        – Morgenglanz der Ewigkeit
        – Nun danket alle Gott

– Phantasie für Orgel über den Choral ‘Wachet auf, ruft uns die Stimme’, opus 52 nr. 2 (1900)

Het Walcker orgel (1905)

Ons Walckerorgel (1905), ondertussen een krasse eeuwling, heeft die lange tijd redelijk goed overleefd, maar is toch niet ontsnapt aan de (onoordeelkundige) verbouwwoede die in het midden van de vorige eeuw wijdverspreid was. Nu het interieur van de kerk volgend jaar een opfrisbeurt zal krijgen en het orgel daarvoor gedeeltelijk gemonteerd zal moeten worden, zullen we tijdens de heropbouw die gelegenheid aangrijpen om die ‘harde’ klanken weer ongedaan te maken en de oorspronkelijk klankkleur te herstellen zoals Walcker die in 1905 verwezenlijkt had. T.a.v. de kenners: de Walckermixtuur zal gedeeltelijk gereconstrueerd worden en de interne organisatie van het zwelwerk hersteld: de terts gaat terug in de mixtuur, de niet-originele kromhoren wordt uitgenomen en opgeslagen, de piccolo gaat naar zijn oorspronkelijke plaats, de kantslepen worden verwijderd en de windlade wordt hersteld. Dat gaat een flinke duit kosten. We zullen daarvoor beroep kunnen doen op subsidies, maar zullen zelf toch nog heel wat moeten ophoesten. De opbrengst van dit concert gaat dan ook integraal naar het orgelfonds.

Indien u een gift wilt doen, kan dat via rekeningnummer van de kerk: BE19 0000 1498 7712 t.n.v. Protestantse kerk, Antwerpen. o.v.v. “orgelfonds”

10 september: muziekdienst met Sweelinck

Zondag 10 september: 10u30 (!) in de Brabantse Olijfberg
Lange Winkelstraat 5, 2000 Antwerpen.

Hoofdmuziek: Psaume 19 (les cieux en chacun lieu…) van J. Pzn. Sweelinck (uit zijn derde boek met Psalmen Davids, 1614). Deze psalm is een loflied op de ‘schepping’ gevolgd door een ode aan de ‘torah’ (de wet, de ‘aanwijzingen voor het leven’). Sweelinck beperkt zich in zijn muziek tot het eerste deel, een lofzang op de schepping dus… de zon, het licht, de warmte.

De Franse berijming van deze Hebreeuwse Psalm is van de hand van Clément Marot (ca. 1486-1544). Ze moet al gecirculeerd hebben in handschrift voordat ze voor het eerst werd gepubliceerd (Straatsburg, 1539). Twee jaar later staat ze in het allereerste psalmboekje dat Calvijn in Genève uitgeeft. De melodie die dan bij de tekst staat, is waarschijnlijk van de hand van de toenmalige Geneefse cantor en muziekleraar, Guillaume Franc. Het is een voorname melodie geworden, waarbij hij twee coupletten van Marot samenneemt (wegens het ingewikkelde rijmschema kan het niet anders), zodat het behoorlijk lange strofen zijn geworden, 7 stuks in totaal.

La forme des prières et chantz ecclésiastiques [Genève, 1542]

De Amsterdams stadsorganist, Jan Pieterszoon Sweelinck heeft in de laatste 30 jaar van zijn leven alle 150 Geneefse psalmen getoonzet, niet voor de eredienst maar voor ensemble-uitvoering in kleine kring. Ze zijn gepubliceerd in vier afleveringen. De meeste psalmzettingen zijn 4-stemmig, maar verder loopt het van 3-8 stemmig.

Psalm 19 is 5-stemmig, en Sweelinck heeft de moeite genomen om maar liefst 3 coupletten van een eigen muzikale textuur te voorzien. De Geneefse melodie is daarbij altijd als structuurelement aanwezig. In de laatste twee coupletten wordt ze zelfs als cantus firmus gezongen, terwijl de omspelende stemmen de sfeer van de tekst toevoegen, soms onopvallend, soms heel nadrukkelijk. Let u maar op de figuurtjes in het derde couplet die ‘s égayer‘ (zich verheugen) uitbeelden.

Uitvoerders zijn:

  • cantus: Danielle Van de Vloet
  • quintus: Bart De Coster (tenorblokfluit)
  • altus:     Heidi Verbruggen (tenorviool)
  • tenor:    Yves Van Handenhove
  • bassus:  Willem Ceuleers

En natuurlijk is er orgelspel voor en na  (Sweelinck, Reger), samenzang, en een te denken gevende duiding door Dick Wursten.

Hier kunt u de Psalm al eens beluisteren. Verschil met a.s. zondag zal o.a. zijn dat twee van de vijf stemmen instrumentaal ‘gezongen’ zullen worden. Dat doet je de muziek heel anders horen…

1 juli 1523 – in de pers

Het Nederlands Dagblad besteedde aandacht aan de 500ste verjaardag van de eerste protestantse ketterverbranding te Brussel. Zie onder.


500 jaar geleden stonden de eerste protestantse martelaren op de brandstapel.

ACHTERGROND

 1 juli 1523: op de Grote Markt in Brussel worden twee protestantse martelaren op de brandstapel gebracht. Zij zijn de eerste van zo’n twee- tot drieduizend in Nederland en België. Maarten Luther schreef er zijn eerste kerklied over.

Wim Houtman vrijdag 30 juni 2023 om 11:45

De Grote Markt in Brussel, waar vijfhonderd jaar geleden de eerste protestantse martelaren werden terechtgesteld. ‘Als katholiek kan ik me er alleen maar voor schamen.’
De Grote Markt in Brussel, waar vijfhonderd jaar geleden de eerste protestantse martelaren werden terechtgesteld. ‘Als katholiek kan ik me er alleen maar voor schamen.’ beeld aflo stock

BRUSSEL

Hendrik Vos en Jan van den Esschen heten ze, twee jonge augustijner monniken uit het stadsklooster in Antwerpen. Vier uur duurt hun terechtstelling: al die tijd krijgen ze nog om zich van hun ketterijen te bekeren; dan zijn ze vrij man.

Ze houden vol en dan komt hun einde. ‘Ik stel me voor dat ze samen aan een paal vastgebonden stonden’, zegt Dick Wursten. ‘Toen het vuur werd aangestoken, begon een van hen met ‘‘Credo in unum Deum’’ – de geloofsbelijdenis spraken ze samen verder uit, in het Latijn, zoals ze dat gewend waren. Daarna zongen ze het Te Deum, op z’n gregoriaans. Verder zouden ze ‘‘Jezus, erbarm U’’ en ‘‘Kyrie eleison’’ hebben geroepen.’

‘We weten eigenlijk vrij veel over die dag’, zegt Wursten, dominee en historicus in Antwerpen. ‘Het was een nieuwsgebeurtenis van de eerste orde. Er waren al snel ooggetuigeverslagen in omloop. ‘Het oudste, in het Duits, is vrij kort. Daarin staat niets over de houding van de martelaren. Uitvoeriger is een brief in het Latijn, gedateerd 10 juli – maar dat weet je nooit helemaal zeker. Daarin wordt verteld dat ze in volle geloofszekerheid en standvastig hun dood tegemoet gingen.

In latere jaren werd dat aangedikt: de gloed van blijdschap op hun gelaat, theologische discussies met kettermeesters, liederen die ze zongen. ‘Maar het is zeker: er was geen paniek’, zegt Wursten. ‘Ze werden bedreigd of men probeerde hen te verleiden, maar ze bleven stellig.

De hele procedure was erop gericht dat je je zou bekeren. Er werd tijd gerekt, iemand stak een lange preek af, ze trokken je priesterkleren uit. En steeds werd je gevraagd of je niet wilde herroepen. Als je maar een begin van twijfel vertoonde, werd de executie afgelast. Maar deze twee hielden vol. Ja, dan was je niet meer te redden.’

Tekst gaat verder onder de afbeelding


Op een houtsnede worden de twee martelaren met een stralenkrans afgebeeld, terwijl ze opkijken naar Jezus in de hemel – een heel katholieke voorstelling. – beeld nd

Lutherlied

Het had twee jaar geduurd. In mei 1521 was Luther veroordeeld en in de kerkelijke ban gedaan. Wursten: ‘Het Edict van Worms bepaalde dat voortaan niet alleen ketterse boeken, maar ook de ketters zelf moeten worden verbrand. In de Nederlanden liep dat niet meteen zo’n vaart. Ketters worden wel opgepakt en mishandeld of verbannen, maar ook stilletjes weer vrijgelaten. Daarna, als de Reformatie meer aanhang krijgt, wordt de vervolging opgevoerd.’

In Antwerpen verspreiden de augustijnen de nieuwe leer van Luther – hun ordebroeder uit Wittenberg. In oktober 1522 worden alle zestien monniken gearresteerd. Die zullen dan hun sympathie voor de ‘lutherye’ allemaal wel herroepen, was de verwachting. Maar deze twee doen dat niet en belanden op de brandstapel.’

Luther hoort ervan; het nieuws grijpt hem aan. ‘Ik had gedacht dat ik de eerste zou zijn die om het heilig evangelie de marteldood zou sterven, maar ik ben dat niet waardig bevonden’, zegt hij, zo vertelt Johannes Kessler, een Zwitserse reformator, die op dat moment bij hem is.

Luther schrijft een ‘brief aan de christenen in de Nederlanden om hen moed in te spreken’. En als de chef van de Inquisitie, Frans van der Hulst, het ‘succesverhaal’ de wereld in helpt dat Vos en Van den Esschen met hun laatste adem toch hun trouw aan de paus hadden beleden, schrijft Luther een lied. Zodat protestanten overal, al zingend, zich kunnen inprenten wat er echt gebeurd is: ‘Ein neues Lied wir heben an’. Hij schreef er – waarschijnlijk – zelf de melodie bij.

te weinig zelfkritiek   

‘Als katholiek kan ik er alleen maar beschaamd over zijn: dat mensen worden gedood vanwege hun ideeën’, zegt Guido Vanheeswijck. Hij is godsdienstfilosoof en sprak eind mei op een symposium in Brussel over de twee martelaren. ‘Ik zie het ook als een compleet gemiste kans. Was er in 1517 maar een paus geweest zoals in de tijd van Franciscus van Assisi – ook een rebel. Dan was de scheuring in de kerk er nooit gekomen. De nieuwe ideeën van de Reformatie hadden moeten leiden tot een open gesprek en wederzijdse correctie, om tot een beter christendom te komen.’

‘Wij kunnen ons vandaag moeilijk voorstellen hoe gevoelig religieuze opvattingen lagen in de zestiende eeuw’, zegt Vanheeswijck. ‘Die hadden met je diepste wezen te maken; als iemand daaraan kwam, werden mensen gauw emotioneel. De kritiek van de eerste protestanten op de Katholieke Kerk was volkomen begrijpelijk – dat vonden veel katholieken óók. Maar de kerkleiding stond te weinig open voor kritiek en had te weinig zelfkritiek. In plaats van te luisteren, verschanste men zich in ideologische loopgraven. En dan gaat de politieke macht zich ermee bemoeien en is er geen houden meer aan.’

Er waren zeker gematigde stemmen – Vanheeswijck noemt Pieter Gillis, de stadsgriffier van Antwerpen in die tijd, die bevriend was met Erasmus en de Engelse humanist Thomas More. ‘Maar uiteindelijk had het Habsburgse rijk van Karel V de macht. En je ziet het vandaag ook, tussen Joden en Palestijnen, of Russen en Oekraïners: als iemand de nuance zoekt en wil praten, wordt die meteen als verrader weggezet. Dan zet je je baan of je leven op het spel. En zie het dan maar eens vol te houden.’

‘Als je kijkt wie er op de brandstapel kwamen, zijn daar veel simpele zielen bij.’

‘Het gewone volk vond de executie vreselijk’, weet Vanheeswijck. Veel Antwerpenaren steunden de augustijnen en hun nieuwe leer. In februari 1522 was de populaire abt Jacob Proost gearresteerd en in september zijn opvolger Hendrik van Zutphen. ‘Toen is een groep vrouwen in opstand gekomen. Dat gebeurde in de Middeleeuwen wel vaker; dan ging het om geldgebrek of honger. Maar dit was nieuw en onverwacht: deze vrouwen hadden religieuze motieven, het ging om hun rechtvaardigheidsgevoel. Ze zijn naar het klooster gegaan, hebben de deur ingeramd en hem bevrijd. Maar hun aanvoerster, Griet Boonams, werd daarna verbannen.’

Hoe ging de kettervervolging na 1 juli 1523 verder? ‘De Inquisitie probeerde ketterverbrandingen zoveel mogelijk te voorkomen’, zegt Wursten. ‘Als het toch gebeurt, zijn het niet de deftige, luthers geïnspireerde denkers – die houden in het openbaar hun mond en ontmoeten elkaar in het geheim. Het zijn vooral doperse radicalen die op de brandstapel belanden.

Bij dopersen was de norm: als je geloof echt is, moet je daar ook openlijk van getuigen, al dreigt er vervolging. Als ze vervolgens worden opgepakt, zijn er velen die toch bang worden en hun geloof afzweren. Terug in de gemeente worden ze niet als helden ontvangen: ze hebben Christus verloochend en de zonde tegen de Heilige Geest begaan, krijgen ze te horen. Er zijn dan zelfs gelovigen die zichzelf bij de beul gaan melden.’

‘Als je kijkt wie er op de brandstapel kwamen, zijn daar veel simpele zielen bij’, zegt Wursten. En hij betreurt dat Luther die voorliefde voor het martelaarschap heeft aangewakkerd. Zowel in zijn lied als in zijn ‘brief aan de Nederlandse christenen’ haalt hij het bijbelse Hooglied aan: er breekt een nieuwe lente aan!  De antichrist is aan het werk, nu moet de wederkomst van Christus wel nabij zijn, dus ‘laten we ons met vreugde in de Heer laten doden’, schrijft hij.

Wursten: ‘Luther had ook kunnen zeggen: ‘Ik snap het wel wanneer je onder druk bezwijkt; God weet wat er in jouw hart leeft. Beter een levende hond dan een dode leeuw, zegt de Prediker.’ Dat had mensenlevens gespaard en veel mensen een slecht geweten bespaard. Want het was in de Nederlanden een tijdlang levensgevaarlijk als je sympathie voor de Reformatie liet blijken. Dus veel mensen hielden zich stil, maar voelden zich daar wel schuldig over.’

‘En nu horen Nederland en Vlaanderen bij de meest geseculariseerde gebieden van Europa.’

Die verwachting van een spoedige wederkomst gaf Luther later op. Wursten: ‘Rond 1530 gaat de Reformatie zich settelen. Het blijkt dat de keus bij de lagere overheden ligt: de keurvorst bepaalt welk geloof er in zijn gebied gekozen wordt. De Lutherse Kerk wordt in die vorstendommen de staatskerk. En Luther ontwikkelt zich van apocalyptisch profeet tot patriarch: de kerkvader van de Duitse Reformatie.

In de Nederlanden is de realiteit anders en daar sluit het calvinisme bij aan, beter dan het lutheranisme. ‘Het calvinisme kent dat hele systeem van kerkenraden, synodes, beroepingsprocedures. Dat past ook bij een ondergrondse kerk. Later, als de vervolging afneemt, komt die bovengronds en dan wordt Antwerpen een calvinistische republiek (1579-1585, red.).’

En wat deed 1 juli 1523 met de Rooms-Katholieke Kerk? ‘Op korte termijn heeft het de tegenstellingen met de Reformatie alleen maar aangewakkerd’, zegt Guido Vanheeswijck. ‘Maar op langere termijn is de Katholieke Kerk door de Reformatie beïnvloed. Ze ging net als de reformatoren veel nadruk leggen op het innerlijk, persoonlijk geloof. Maar dat moest dan wel blijken in het uiterlijke gedrag. Zo kwamen er allerlei regels en ge- en verboden centraal te staan: hoe vaak je naar de kerk moest, hoe vaak biechten, hoe vaak ter communie enzovoort. En het paradoxale is dat een streven om het geloof te verdiepen en te zuiveren, juist leidde tot nadruk op uiterlijkheden, tot vervlakking van het geloof. En dat geloof hield het niet vol, zodat de Nederlanden nu tot de meest geseculariseerde landen van Europa behoren.’

Juni – overzicht van activiteiten

Op 1 juli 2023 herdenkt de protestantse gemeenschap de dood van Johan vanden Esschen en Hendrik Vos (twee Antwerpse Augustijnen). Zij werden op die dag in 1523 (500 jaar geleden) op de Grote Markt te Brussel verbrand als ‘ketters’ (ze wilden hun mening over het ambt, de bijbel, de gelijkheid van alle mensen, de sacramenten, de macht in de kerk, etc. niet herroepen). Het begin van een heel trieste periode in de (kerk-)geschiedenis. De komende maand zijn er diverse bijeenkomsten gepland, die van dichtbij of verder af geïnspireerd zijn door dit gebeuren. Samen met de gewone culturele activiteiten voldoende om een ‘agenda’ samen te stellen:

Protestantse Cultuur juni 2032

  • woensdag 31 mei: Colloquium “1523” met diverse bijdragen over de impact van de Reformatie. Sprekers: Prof Guido Vanheeswijck (katholicisme), Dr. Dick Wursten (positie van de vrouw), Dr. Guy Liagre (politiek) , Dr. Pieter Vos (ethiek) , Drs. J.C. Pinch (interreligieuze dialoog).
  • vrijdag 2 juni: 20u00 : Orgelconcert : muziek van Sigfrid Karg-Elert, gebracht door violiste JeongSun Goo en organist Willem Ceuleers.
    • Brabantse Olijfberg, Lange Winkelstraat 5, 2000 Antwerpen
      • Het concert is ten voordele van het orgelfonds en de toegang is met vrije bijdrage.
    • Klik hier voor het programma en een voorproefje
  • 4 juni – 4juli: Expositie: ‘De twee talen van de reformatie’ – Constantine Ferreo. Toegankelijk op vrijdagen en zaterdagen)
    • Protestantse Kerk, “De Wijngaard” – Sanderusstraat 77, 2018 Antwerpen
    • Op vrijdagen en zaterdagen toont kunstenaar Constantine Ferreo zijn herinterpretatie van (antwoord op) Holbeins dodendans-reeks, aangevuld met een reeks ‘levensdans’, gebaseerd op het eveneens in die tijd zeer prominente alchemistisch streven naar wijsheid, begrip en verlossing.
    • Opening/vernissage: zondag 4 juni, 11.30 uur
      • Meer info vindt u op de website van de kerk
  • zondag 11 juni: Muzikale viering met kerkmuziek zoals die klonk aan het hof van de Zonnekoning.
    • 10u00. Protestantse Kerk Brabantse Olijfberg (Lange Winkelstraat 5)
    • Hoofdmuziek : Michel-Richard Delalande (1657-1726): Omnes gentes plaudite manibus (1683) Psalm 46/ 47 is de introïtus van Hemelvaartsdag. Kerkmuziek zoals die klonk aan het hof van de Zonnekoning.
    • Overdenking/duiding : Dick Wursten.
    • Koor, solisten en orkest van de Brabantse Olijfberg. Meer info volgt spoedig.

  • zaterdag 17 juni: 14u30 – 16u30:
    • Protestantse Kerk, “De Wijngaard” – Sanderusstraat 77, 2018 Antwerpen
    • Historicus Pieter Serrien, auteur van ‘In opstand. Geuzen in de Lage Landen’. Na afloop een hapje en een drankje.

God moves… [muziekviering: 14 mei 2023]

A.s. zondag muziekviering rond dit vaak gecoverde, intrigerende van William Cowper. De bijbellezing is genomen uit het bijbelboek Job. Logisch.

  • Voorganger: ds. Edwin Delen
  • orgelmuziek vanaf 9u45, viering 10u
  • Hoodmuziek: ‘God gaat zijn ongekende gang’ (gezang 447) koraalcantate voor orgel en vrouwenkoor over het lied van Cowper.

Paasoratorium (Johannes 20) – Willem Ceuleers, opus 1000

Libretto

Openingskoor

            Halleluja.
            Dit is de dag, die de Heer gemaakt heeft:
            laten wij juichen en ons daarover verheugen!
            Halleluja.

Lezing (Johannes 20) – afgewisseld met verzen uit O filii et filiae           

O filii et filiae (Jean Tisserand, d. 1494)
vertaling: J.W. Schulte Nordholt (1920-1995)

Op de eerste dag van de week kwam Maria Magdalena ‘s morgens vroeg, terwijl het nog donker was, naar het graf en zag dat de steen van het graf weggerold was. Ze snelde daarom vlug naar Simon Petrus heen en naar de andere leerling, die Jezus beminde, en zei hun: men heeft de Heer uit het graf weggenomen en wij weten niet, waar men Hem heeft neergelegd. Toen gingen Petrus en de andere leerling op weg en begaven zich naar het graf. Ze waren samen vertrokken, maar de andere leerling liep sneller dan Petrus en kwam het eerst bij het graf.

De drie Maria’s daalden af
vroeg in de schemer naar het graf,
met zalf, waar elk haar liefde in gaf. Halleluja.

Door Magdalena’s angstig woord
zijn twee discipelen aangespoord
en haastten ademloos zich voort. Halleluja.

Johannes is over het veld
sneller dan Petrus voortgesneld,
om zelf te zien wat werd vermeld. Halleluja.

Hij bukte zich voorover en zag het lijnwaad liggen; maar hij ging niet naar binnen. Toen kwam ook Simon Petrus achter hem aan, ging het graf binnen en zag het lijnwaad liggen, met de zweetdoek, die zijn hoofd bedekt had; deze lag niet bij het lijnwaad, maar afzonderlijk opgerold op een andere plaats. Toen ging ook de andere leerling binnen, die het eerst bij het graf aangekomen was; en hij zag en geloofde. Want zij begrepen de Schrift nog niet, dat Hij uit de doden moest opstaan. Toen keerden de leerlingen naar huis terug.

Maar Maria bleef buiten bij het graf staan wenen. Terwijl zij weende, bukte zij zich voorover in het graf en zag er twee engelen zitten in witte gewaden, één aan het hoofd- en één aan het voeteneinde, waar het lichaam van Jezus gelegen had. Ze zeiden haar: Vrouw, waarom weent ge? Ze zei hun: Omdat men mijn Heer heeft weggenomen en ik niet weet, waar men Hem heeft neergelegd. Toen ze dit gezegd had, keerde ze zich om en zag Jezus staan; maar ze wist niet, dat het Jezus was. Jezus sprak tot haar: Vrouw, waarom weent ge? Wie zoekt ge? Menend, dat het de tuinman was, zei ze Hem: Heer, als gij Hem hebt weggehaald, zeg me, waar ge Hem hebt neergelegd, dan zal ik Hem wegdragen. Jezus zei haar: Maria! Ze keerde zich naar Hem toe en zei in het Hebreeuws: Rabboeni! – dat wil zeggen: Meester!

Jezus sprak tot haar: Houd Mij niet vast; want Ik ben nog niet naar de Vader opgestegen. Maar ga naar mijn broeders en zeg hun: Ik stijg op naar mijn en uw Vader, naar mijn en uw God. Maria Magdalena ging aan de leerlingen zeggen: Ik heb de Heer gezien! en wat Hij tot haar gezegd had.

De vrouwen, naar het graf gegaan,
zegde een witte engel aan,
dat nu de Heer was opgestaan. Halleluja.

In de avond van diezelfde dag, de eerste dag van de week, toen de deuren van het huis, waar de leerlingen zich bevonden, uit vrees voor de Joden gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste zich in hun midden en sprak tot hen: Vrede zij u!

Aan de discipelen bijeen
was ‘t Christus zelve die verscheen
en vrede wenste als voorheen. Halleluja.

En na deze woorden toonde Hij hun zijn handen en zijde. De leerlingen verheugden zich bij het zien van de Heer. En opnieuw zei Hij hun: Vrede zij u! Zoals de Vader Mij gezonden heeft, zo zend Ik u. En na dit gezegd te hebben, blies Hij over hen en sprak: Ontvangt de Heilige Geest. Van wie gij de zonden vergeeft, hun zijn ze vergeven; van wie gij de zonden niet vergeeft, hun zijn ze niet vergeven. Maar Thomas, één van de twaalf, ook Didymus genaamd, was niet bij hen, toen Jezus kwam. De andere leerlingen zeiden hem dus: Wij hebben de Heer gezien.  Maar hij zei hun: Zolang ik in zijn handen de wonden van de nagels niet zie en mijn vinger niet op de plaats van de nagels leg, en mijn hand niet in zijn zijde steek, geloof ik het niet.

‘t Bericht werd Thomas ook gedaan.
Hij hoorde het vol twijfel aan
dat Jezus zou zijn opgestaan. Halleluja.

Acht dagen later waren zijn leerlingen daarbinnen weer bijeen en ook Thomas was er bij. Terwijl de deuren gesloten waren, kwam Jezus binnen, plaatste Zich in hun midden en zei: Vrede zij u! Daarna sprak Hij tot Thomas: Leg uw vinger hier en bezie mijn handen; steek uw hand uit en leg ze in mijn zijde; en wees niet ongelovig, maar gelovig! Thomas gaf Hem ten antwoord: Mijn Heer en mijn God!

Zie, Thomas, mijn doorboorde zij,
mijn handen, voeten allebei,
en twijfel niet, geloof in Mij’. Halleluja.

De wond van spijker en van speer
zag hij en twijfelde niet meer,
maar stamelde: mijn God en Heer. Halleluja.

Jezus sprak tot hem: Gelooft ge, omdat ge Mij gezien hebt? Zalig zij, die niet zien en toch geloven!

Zalig wie niet getwijfeld heeft,
niet ziet en toch zich overgeeft,
zijn deel is dat hij eeuwig leeft. Halleluja.

Nog veel andere tekenen heeft Jezus in tegenwoordigheid van de leerlingen gesteld, die niet in dit boek opgetekend werden. Maar deze werden opgetekend, opdat ge geloven moogt, dat Jezus de Christus is, de Zoon van God en opdat ge, door te geloven, het leven moogt hebben in zijn naam.

Wij vieren ‘t feest van Pasen weer,
en brengen alle lof en eer
aan onze opgestane Heer. Halleluja.

Voor alles wat Hij heeft gedaan
roepen wij God ootmoedig aan,
nu onze Heer is opgestaan. Halleluja.

Slotkoor

God zij dank, die ons de overwinning geeft door onze Heer Jezus Christus.
Victoria!

Guy Ropartz Ps. 136 (137) – Assis sur les berges du fleuve… (1897) voor koor, orkest en orgel

THEMA: Voor alles is er een tijd… , ook voor vergelding?

Zondag 12 maart 10u
– Protestantse kerk aan de Lange Winkelstraat 5, te Antwerpen.
Koor en Orkest van de Brabantse Olijfberg (KOBO), o.l.v. Willem Ceuleers, die ook de partituur aanpaste zodat het werk uitvoerbaar werd.
– Toelichting en bezinning door Dick Wursten.

Als in geen andere psalm worden in Psalm 137 gevoelens van vervreemding èn woede verwoord. By the rivers of Babylon, there we sat down, and there we wept, when we remembered Sion… De Israëlieten zijn gedeporteerd, en er is geen uitzicht op terugkeer. Ze hebben de lier aan de wilgen gehangen. Zing een lied voor ons, brullen de Babylonische beulen hen toe, Een lied van Sion ! Zie ze staan grijnzen. Wraakroepend is het! De toon van de Psalm verandert. De klacht wordt een schreeuw tot God, om vergelding. En de taal is kras, zo rauw als de rouw (om verloren verleden, mensen en dingen)

Tijdens de viering zal dr. Dick Wursten op dit onderwerp nader ingaan. Is er in het christendom plaats voor dit soort gevoelens? En wat dan met ‘hebt uw vijanden lief’ en ‘de andere wang toekeren’ en zo…? [bezinningstekst kunt u hier nalezen]

De toonzetting van Ropartz confronteert de luisteraar èn uitvoerend musicus met deze vraag. Je kunt er niet omheen!A mort! laat Ropartz zingen, want zij hebben het ons ook aangedaan! Seigneur, Seigneur, hebt u het niet gezien, doe er wat aan! De toonzetting brengt dit alles tot leven in een symfonisch muziekstuk voor koor, orkest en orgel, met een kloppende hartslag als ritme… meteen in de eerste noten van de bassstrijkers gezet, vol harmonische en ritmische verrassingen. Een gevoelsdrama in muziek.

tekst en vertaling: zie hier

Guy Ropartz (1864-1955)

(Joseph-)Guy Ropartz (1894-1955) was een Franse componist, geboortig van Bretagne. Zowel dichterlijk als muzikaal begaafd. Hij heeft na z’n studies in Parijs (o.a. bij César Franck! – u hoort het in dit muziekstuk) z’n actieve beroepsleven doorgebracht aan de andere kant van Frankrijk. Hij was directeur van het conservatorium in Nancy , en heeft deze stad echt op de muzikale kaart gezet. Na Wereldoorlog I wordt hij directeur van het conservatorium van Straatsburg. Eens met pensioen (1929), keert hij echter terug naar z’n geboortestreek, waar hij in 1955 overlijdt. Hieronder ziet u hem aan het werk in zijn bureau te Nancy in 1912. De man met pijp herkent u: zijn goede vriend: de violist Eugène Ysaÿe.

Een pre-apocalyptisch levensgevoel?

In 1904 werd de Psalm die wij zondag 12 maart in de Brabantse Olijfbergkerk zullen horen uitgevoerd als voorprogramma van een bijbels oratorium van Saint-Saëns: Le déluge… de zondvloed. De Psalmzetting deelt met Saint-Saëns het gebruik van de orgelsound als zuil, maar dit geheel terzijde.