Om het einde van de beperkende coronamaatregelen te vieren (meenden we toen) organiseerde Procant samen met de Protestantse Kerk (Christusgemeente) te Antwerpen een concert. Het concert vond plaats op vrijdagavond 6 augustus 2021.
Willem Ceuleers (orgel) en JeongSun Goo (viool) lieten ons op aangename wijze kennismaken met muziek voor viool en orgel. Van barok tot romantiek. De locatie was de kapel van de voormalige Zendingskerk te Antwerpen, aan de Bexstraat nr. 13 (nu in gebruik door de VPKB, Christusgemeente). Een neo-romaans gebouw uit 1893, ontworpen door Jozef Hertogs. Sinds begin 21ste eeuw staat hier ook een origineel orgel, gebouwd door Marc Nagels: dispositie (orgelregisters), intonatie en mensuratie naar Zacharias HIldebrandt (Störmthal, 1723). Het programmablaadje van het concert. En daaronder de link naar het youtubekanaal van Procant, waar u het concert kunt herbeluisteren.
Het laatste weekend dat de kerken nog quasi-gesloten waren was toevallig het weekend van de ‘open Kerken’. Tsja. Samen met de Brabantse Olijfberg en het projectbureau ‘de kleine expeditie’ hebben we het initiatief genomen om 3 mensen, die bezig zijn met erfgoed en stadsontwikkeling, samen te brengen in de kerk aan de Lange Winkelstraat. Thema: Open kerk – de leus voorbij. We wilden eens in het diepe springen. Het dus niet hebben over hoe je meer volk in de kerk kunt krijgen, of wat je nog met het gebouw kunt doen, en al helemaal niet over her- of nevenbestemming. Neen, gewoon. Dit gebouw staat er, het is een monument (met tuin en belendende percelen), het vertelt een verhaal… Wij hoeven enkel te luisteren. Het moest dus gaan over hoe je deze bijzondere plek recht kunt doen, kunt valoriseren, en exploreren, zodat de kerk echt ‘open’ wordt voor ieder die op zoek is, ook al weet hij/zij/… niet goed waarnaar precies. Wie weet is hier iets te vinden….
Het werd een boeiend gesprek, zoekend, tastend, maar gaandeweg werden ook perspectieven zichtbaar. Er was herkenning, een gevoel ook van bondgenootschap, gedeelde verantwoordelijkheid. Wordt zeker vervolgd. U kunt het gesprek ‘Open kerk: de leus voorbij’ nabeluisteren/herbekijken op
Van Jezus weten we veel, maar tegelijk ook weinig. Zo kennen we de kleur van zijn ogen of haar niet, we weten niet hoe groot (of klein) Hij was, of Hij een bas-, bariton of tenorstem had. We weten niet waar zijn huis stond als Hij dat had; al vermoeden we dat Hij in Kapernaüm woonde. En als Hij in Jeruzalem was: waar sliep Hij dan? Op de Olijfberg? Vast wel, maar meestal zal Hij toch wel gelogeerd hebben bij een van z’n vrienden of vriendinnen (in Betsaïda bijvoorbeeld bij Maria, Martha en Lazarus). Wat we wel weten, is dat Hij overdag het liefst in de tempel vertoefde.
Bij het woord tempel moet je niet denken aan een plek waar een gewijde stilte hangt. Nee, ik denk eerder aan een ‘grote Markt’ in een mediterrane stad, met zuilengalerijen (stoa, in het Grieks). En denk er het geroezemoes van de handelaren maar bij; gesprekken met priesters of discussies tussen Schriftgeleerden. Een constant komen en gaan van mensen. Jezus was er graag. Het is daar, op die plek, dat Hij het evangelie heeft verkondigd. Niet roepend vanaf een zeepkist of galmend vanaf een kansel, nee: in de gewone dagelijkse gesprekken met mensen die Hij daar tegenkwam ‘geschiedde het evangelie’. ‘Dagelijks was Ik bij jullie in de tempel om onderricht te geven’, zegt Hij bij zijn arrestatie (Marcus 14:49).
Voorhof
Ik denk zelfs dat ik weet waar Hij het liefste zat in de tempel: op de trap in de ‘voorhof der vrouwen’. Hoe ik dat weet? The Bible tells me so. Ik weet niet hoe het met u is, maar ik probeer me bij het lezen van bijbelverhalen altijd de situatie voor te stellen. Ik wil Jezus zien, de mensen om Hem heen, de gebouwen op de achtergrond, de straatstenen, de bomen, het licht, het geluid. En als ik lees dat Jezus – na een nacht te hebben doorgebracht op de Olijfberg – de volgende ochtend weer in de tempel was, en ging zitten (Johannes 8:2), dan stel ik me dat ook echt voor. En dan vraag ik me af: waarop ging Hij dan zitten? Want denk maar niet dat daar banken en stoeltjes stonden. Nee, de enige plek waar je kon gaan zitten in de tempel is op een traptree tussen de verschillende ‘voorhoven’.
Vreemde vrijspraak
Op die plek is het, dat enkele rechtzinnige gelovigen komen aangestormd en een vrouw voor Hem neerwerpen die overspel heeft gepleegd. Enfin, je kent het verhaal. Je ziet het voor je. Jezus tekenend in het zand, je hoort de stenen één voor één vallen in het zand als de mannen afdruipen. Dat is allemaal gebeurd bij de trap aan het eind van de ‘voorhof der vrouwen’. Echt waar, want als Jezus na die vreemde vrijspraak een heel nieuw licht op het wereldgebeuren heeft geworpen, besluit de evangelist de episode met de droge mededeling: ‘Dit zei Hij bij de schatkamer van de tempel, waar Hij onderricht gaf’ (Johannes 8:20). Dezelfde plek overigens als waar de weduwe haar penninkske in de offerkist werpt en Jezus de financiële wereld op zijn kop zet door haar gift de hemel in te prijzen (Marcus 12:41). En dat is rechts van de trap die toegang verschafte naar de Voorhof (waar de vrouwen niet mochten komen. Tsja, andere tijden)
Een derde plek
Wat wil ik hier nu eigenlijk mee zeggen? Niet zoveel. Ik wil er alleen maar op wijzen dat het evangelie in zijn oervorm niet wordt meegedeeld in een speciaal daarvoor ingericht gebouw (zoals een kerk), maar op wat de Amerikaanse socioloog Ray Oldenburg ooit genoemd heeft een ‘third place’, een van die speciale plekken in de mensenwereld waar je met je vrienden naartoe gaat, waar je van gedachten wisselt, je hart lucht, ervaringen deelt, verhalen vertelt. Sinds de pandemie op z’n laatste benen loopt (fingers crossed) weten we weer precies waar die plekken zijn: de Graslei in Gent, de kaaien in Antwerpen, de terrassen voor de cafés. Skatepleinen, speeltuinen, parken en hangplekken.
De eerste plek, aldus Oldenburg, is je (t)huis. De tweede is je werkplek, die je deelt met collega’s. Allebei belangrijk, maar daarnaast hebben mensen informele plekken nodig om elkaar te ontmoeten: ‘third places’. Het gesprek is er ontspannen, er hoeft niets, maar er gebeurt veel. Je kunt er (weer) ‘op verhaal komen’. Lokale bibliotheken en boekhandels proberen zich vandaag de dag om te vormen tot zulke third places. Gelijk hebben ze! De ‘voorhof der vrouwen’ was er ook eentje. En ik vraag me af: waarom zouden onze kerken (en de ruimtes eromheen) niet zo’n derde plek kunnen worden? Zet ze open en laat maar komen, laat het evangelie maar gebeuren, die ‘blijde tijding’: al die dingen in een mensenleven waardoor je ervaart dat het leven goed is, en dat het goed komt.
Dick Wursten (geschreven voor Open Kerkendag (Belgie, 5-6 juni)
Heinrich Scheidemann, Herr Christ, der einig Gottes Sohn (2 versetten), door Willem Ceuleers gespeeld op het Walckerorgel in de Protestantse kerk van de Lange Winkelstraat te Antwerpen (met in het tweede verset de onlangs door Marc Nagels gereviseerde cornet)
De opname is afkomstig uit de online-viering van 24 januari 2021. Hieronder dus met beeld. Het was de sortie.
Na hun vertrek verscheen een engel van de Heer in een droom aan Jozef en sprak: “Sta op, neem het kind en zijn moeder, vlucht naar Egypte en blijf daar tot ik u waarschuw, want Herodes komt het kind zoeken om het te doden.” Hij stond op en week in de nacht met het kind en zijn moeder naar Egypte uit. Daar bleef hij tot aan de dood van Herodes, opdat in vervulling zou gaan wat de Heer gesproken had door de profeet:Ik heb mijn zoon geroepen uit Egypte. Zodra Herodes bemerkte, dat hij door de Wijzen om de tuin geleid was, ontstak hij in hevige toorn; hij zond zijn mannen uit en liet in Betlehem en heel het gebied daarvan al de jongens vermoorden van twee jaar en jonger, in overeenstemming met de tijd waarnaar hij de Wijzen nauwkeurig had gevraagd. Toen ging in vervulling het woord dat door de profeet Jeremia gesproken was: Een klacht werd in Rama gehoord, geween en luid gejammer: Rachel, wenend om haar kinderen, wil niet getroost worden, omdat zij niet meer zijn …
[in het onderstaande fragment begint Rachels klacht bij 0:56]
Het Kerstverhaal van Mattheüs eindigt echter niet met de kindermoord. Het eindigt met het bericht dat Jozef ‘uit Egypte trok en aankwam in Israel’. Je kunt dit verhaal ook theologisch lezen, d.w.z. als een ‘allegorie’. Dan wordt hier op subtiele wijze het verhaal van de Exodus hernomen – zoals gesuggereerd door het citaat uit Hosea: UIt Egypte heb ik mijn Zoon (=Israel) geroepen. Als dat juist is dan valt op dit gruwelijke lijdensverhaal een Opstandingslicht. Het wordt een Paasverhaal met als spilfiguur: Jozef. Hij is degene die tot tweemaal toe door een engel wordt aangemaand om ‘op te staan’. Eerst om naar Egypte te vluchten en dan om uìt Egypte te trekken… Beide malen moet hij ‘het kind en zijn moeder meenemen’. Jozef is hier een tweede Mozes. Het gaat om uittocht, doortocht, intocht.
Vervolg van de lezing
Nadat Herodes gestorven was, verscheen er in een droom aan Jozef in Egypte een engel van de Heer. De engel zei: ‘Sta op, ga met het kind en zijn moeder naar Israël. Want zij die het kind om het leven wilden brengen, zijn gestorven.’ 21 Jozef stond op en vertrok met het kind en zijn moeder naar Israël.…
Voor de liefhebbers: in de toonzetting van het Kerstverhaal breidt Heinrich Schütz het appèl van de engel tweemaal uit tot een korte aria, een ‘intermedium’: ‘Stehe auf, stehe auf, Joseph ‘. De sopraanstem wedijvert (concerteert) met de viool om Joseph te laten opstaan. En het lukt. Na de uittocht uit Egypte vestigt de heilige familie zich in het land Israel… (wat had u gedacht!) maar verrassing: niet in Judea, maar in Galilea, in Nazareth. Daarmee is het verhaal van Mattheüs afgelopen.
Schütz (of beter de schrijver van zijn libretto) voegt echter nog een vers toe, genomen uit het Kerstverhaal van Lukas, waarin de geestelijke ontwikkeling van Jezus op schitterende wijze wordt samengevat (Lukas 2:40): En het kind groeide op en nam toe in geestkracht; het werd vervuld van wijsheid en de genade Gods rustte op Hem. Schütz heeft deze zin op fenomenale wijze getoonzet om dan vervolgens alle instrumenten en zangers te laten samen stesmmen in een dankzegging aan God. De fragmenten kunt u in onderstaand excerpt beluisteren:
Het hele kerstverhaal getoonzet door Schütz: vindt u in deze playlist
onderstaande bezinning kunt u in bovenstaande video ook ‘live’ horen. Het is de tekst tussen ‘Komt allen tesamen’ en ‘Er is een roos ontloken’.
Mens-wording
Ja, dat had God zich ook wel wat anders voorgesteld toen hij lichtjaren geleden vanuit het niets de wereld in het aanzijn riep en even later aan de mens overdroeg om die te bebouwen en te bewaren. Hij had gedacht: Die gaan het wel goed met elkaar vinden, die mensen. Want ze zijn op elkaar aangelegd, en ze lijken op mij. Dus die gaan zorgvuldig om met de natuur, met elkaar. Maar nee hoor: God heeft zich nog niet omgekeerd of ze plukken al de verboden vrucht. En om verantwoording gevraagd, geeft de een de ander de schuld: The blame game is begonnen. Had hij ze – voor straf – aan het werk gezet buiten het paradijs. Dan zouden ze het vast zo druk hebben met overleven dat hun ‘ego’ geen kans krijgt om te groeien ten koste van de anderen. Maar opnieuw: voor hij er erg in heeft, sluipt het gif van de afgunst binnen, en slaat de oudste de jongste het hoofd in.
Hoe krijg je in godsnaam de mensen – vrij gevochten als ze zijn, èn moeten zijn, want anders zijn het geen mensen – weer op het rechte pad? dacht God. Hij probeerde van alles uit. Hij schreef een wetboek om hun samenleven op te funderen . Maar de mensen zochten altijd weer achterpoortjes. En eens ze de macht hadden trokken ze toch hun eigen plan. Hij stuurde profeten die hen donderend aan de wet kwamen herinneren: Elia, Johannes de doper – u kent ze wel. Priemende ogen, wijzende vinger, voor niets en niemand bang. Ook dat hielp niet, d.w.z. eventjes. Daarna was het weer snel het oude liedje.
En ik zie God denken: Experiment ‘mens’ mislukt. Einde verhaal. Tijd voor de Apocalyps. Delete forever. Maar zijn vinger aarzelt bij de bevestigingsknop. Hij kan het niet over z’n hart krijgen.
En dan opeens gaat hem een licht op. Hij heeft hij een idee, een plan, om niet te zeggen ‘a cunning plan’. Als ze niet willen luisteren naar anderen, misschien moet hij zelf dan maar eens komen en het uitleggen. Niet molenwiekend en bulderend als de Almachtige, de Heere der heerscharen, want daar win je geen harten mee. Neen, als… mens, ècht mens met alles wat daarbij hoort. En niet met woorden alleen. Néén. God moet gedacht hebben: als ik ze nu eens hoogstpersoonlijk laat zien wat het is om ‘mens te zijn’, misschien snappen ze dan waartoe zij geroepen zijn. Ik geef het toe, het is een vreemd idee voor een God, maar dit is toch echt waar het vandaag over gaat: mens-wording. Met een deftig woord: incarnatie. Het is de kern van het christelijk credo. God kwam… en hij bleek mens te zijn. Menselijker dan de mensen. En op deze ‘menswording’ past maar één antwoord. Als God nu al mens is, waar wachten wij nog op !?
[Extract uit de bezinning tijdends de kerstviering van 25 december 2020] – Tussen Komt allen tesamen en Er is een roos ontloken.
[Onderstaande uitvoering van dit prachtige muziekstuk is opgenomen voorafgaand aan de bovenstaande Kerstviering]
‘Ik herinner mij dat Ambrosius, zaIíger gedachtenis, op de geboortedag van onze Heer Jezus Christus het hele volk als met één stem liet zingen: “Veni, redemptor gentium”‘
Caelestinus, bisschop van Rome, in een toespraak op de bisschoppenconferentie in Alexandrië in augustus 430.
Iedereen blijkt op dat moment dat lied al te kennen. Ook Augustinus citeert de tekst. Dit lied mag dus met recht het eerste kerstlied van de Westerse christenheid genoemd worden: the first Noel. Het werd ook snel populair in heel Europa (deze term werd toen nog niet gebruikt om ons werelddeel mee aan te duiden, maar dit terzijde). En is dat gebleven tot op de dag van vandaag. Het is ook niet toevallig dat het deze ‘hymne’ is die Martin Luther als eerste in het Duits vertaalde toen hij begon te werken aan zijn kerkelijk gezangboek: Nu kom der Heyden Heyland. U ziet het staan naast een lied voor Pasen in deze editie van het Erfurter Enchiridion uit 1524. Op de volgende pagina staat trouwens de sequens ‘Veni sancte Spiritus’, gevolgd door de hymne ‘A solis ortu’ en ‘Veni creator Spiritus’ (daarna het lied over de Antwerpse martelaren, maar dat is een ander verhaal)
Het is meteen duidelijk dat Luther niet breekt met de muziek- en zangtraditie van de katholieke kerk, maar enkel een ‘christelijke Besserung’ nastreeft van de teksten. Tegelijk wil hij die ‘schat der kerk’ ook aan de gewone man schenken, die Duits spreekt en die gewend is om strofische liederen te zingen.1 Bij dit lied heeft Luther een gregoriaanse melodie waarop Veni redemptor gentium werd gezongen laten aanpassen (door Johann Walter, collega en kapelmeester in Torgau?) om voor gemeentezang geschikt te zijn. Hij heeft er m.a.w. een lied (koraal, gezang) van gemaakt.
Hierboven de Gregoriaanse melodie, hieronder de Lutherse adaptatie, verbluffend in z’n eenvoud: De regels 1 en 4 zijn gelijk en regel 3 is de omkering van regel 2. Eén van de meest rustgevende melodieën, die ik ken. Zeker als je het hele lied eens zingt (7 coupletten). Het is net een mantra.
Eeuwenlang was Nun komm, der Heiden Heilandgezang nr. 1 in de liedboeken van de Evangelische Kirche in Deutschland (EKD). Ook Johann Sebastian Bach kon er niet omheen – en wilde dat ook niet denk ik: Twee cantates voor de zondag van de 1e Advent zijn erop gebaseerd (BWV 61 & 62) en ook in de derde cantate voor die zondag is dit koraal prominent aanwezig (BWV 36 – Schwingt freudig euch empor). En – natuurlijk zouden we haast zeggen – begint het Orgelbüchlein met een koraalvoorspel over Nun komm der Heiden Heiland (BWV 599). In de collectie Achtzehn Choräle von verschiedener Art (de “Leipziger Choräle”, een selectie die Bach aan het eind van zijn leven heeft gemaakt van zijn eigen orgelcomposities die hij – terwijl hij ze overschrijft – natuurlijk ook weer bewerkt; een mens is nooit tevreden) komt dit koraal maar liefst drie keer voor: BWV 659 (waarschijnlijk de bekendste versie. Google maar eens op dit nummer), BWV 660 (een trio) en BWV 661.
Op zondag 29 november 2020, eerste advent, improviseerde Emmanuel Van Kerckhoven op de melodie op het barokorgel in de Sint-Norbertuskerk in Zurenborg. De kerk was gesloten (COVID-19), maar de muziek en het lied breken de wereld open naar de hemel toe. “Kom, heiland der volken, kom tot ons, de wereld wacht” Waarop? Op een teken van leven, een lichtglans in de nacht. Hoe de ganse schepping, hemel en aarde, ja de hele wereldgeschiedenis daarop gericht staat, dat is het onderwerp van dit lied van Ambrosius. De verrassing, het wonder is dat die lichtglans ons straks toestraalt vanuit een kribbe, met daarin een pasgeboren kind, kostbaar, kwetsbaar… Qua tekst quasi ontoegankelijk voor de moderne mens, maar als gezongen lied – en als melodie – helder als kristal. Wilt u de tekst toch proberen te verstaan (te ‘savoureren’), hier kunt u een analyse lezen.
Het is met name dankzij protestantse zendelingen dat de troon van koning Leopold II (eigenaar van Congo-Vrijstaat, 1885-1908) is gaan wankelen. Nog voor Stanley, o.a. in samenspraak met Leopold de gebieden in kaart bracht, had immers ook Livingstone daar zijn sporen al nagelaten. En hij was verbonden met de London Missionary Society. Dat betekent dat ruim voordat de regio door Leopold werd verworven in 1885, er protestantse zendelingen (missionarissen) actief waren in het gebied. Zij bleven dat ook toen Leopold de katholieke missie begon te promoten. Drie namen moeten in verband met het aan het licht brengen van het schrikbewind dat Leopold daar voerde, genoemd worden:
1890: George Washington Williams (1849-1891), een soldaat in het Republikeinse leger die ook als schrijver en historicus naam had gemaakt. Zo publiceerde hij in 1882 een groundbreaking studie: The History of the Negro Race in America 1619–1880. Als baptistisch predikant bezocht hij Congo en schreef na terugkeer een “Open Brief aan Zijne Verheven Majesteit Leopold, Koning der Belgen en Soeverein van Congo Vrijstaat” ( “An Open Letter to His Serene Majesty Leopold II, King of the Belgians and Sovereign of the Independent State of Congo”, 1890), waarin hij de koning erop wees dat de vreselijkste misdaden begaan werden in zijn naam, wat hem even schuldig maakte als de eigenlijke daders. DoorLeopolds trolls werd hij vakkundig ‘kalt-gestellt’ (met leugenachtige aanvallen op zijn persoon). Ook Leopold zelf liet zich niet onbetuigd door in interviews zijn nobele beschavingsdroom voor Congo dik in de verf te zetten. De protestanten waren handlangers (zwartmakers in dienst) van de Engelsen, die jaloers waren op zijn rijke kolonie.
1896: De Zweedse zendeling Edvard Sjöblom (ook een baptist) sprak de Belgische verantwoordelijken (o.a. Léon Fiévez) ter plaatse aan op de wreedheden – het afhakken van de handen o.a. – die werden gepleegd door de “Force Publique”. In 1896 verscheen van hem in de Zweedse pers een artikel dat de wantoestanden aanklaagde en veel commotie veroorzaakte.
1900: William Henry Sheppard (1865-1927), een Afro-Amerikaanse zendeling, die voor de American Presbyterian Congo Mission (APCM) in de Vrijstaat werkte, m.n. onder Kuba’s. Hij schreef naar verscheidene Amerikaanse kranten en tijdschriften om te klagen over wreedheden die in Congo werden begaan. Hierin worden de gruweldaden geëvoceerd (in de vorm van ooggetuigeverslagen) begaan door de Zappo Zap, een Afrikaanse stam die zich als huurlingen verkochten aan de hoogste bieder, en die verzot waren op moord en mensenvlees – echt waar. De scenes uit Joseph Conrads Heart of Darkness (of Apocalypse Now van Francis Ford Coppola) zijn op deze praktijken gebaseerd. Onderstaand bericht in de New York Times (5 januari 1900), leidde tot wereldwijde verontwaardiging — lees het: nog zult u huiveren: 81 afgehakte rechterhanden die te drogen hangen boven een vuur. Die storm ging niet meer liggen…
Bronnen: William Phipps, William Sheppard: Congo’s African-American Livingstone (Louisville, Ky, 2002) Adam Hochschild, King Leopold’s Ghost (London, 1998)
15 jaar geleden, op zondag Trinitatis 2005, werd het Marc Nagels orgel in de Protestantse Kerk (Bexstraat 13) te Antwerpen ingehuldigd. Daarmee werd het Antwerpse klinkend erfgoed verrijkt met een bijzonder instrument. Elk jaar, maar zeker elk lustrum, proberen we rond dit orgel iets te organiseren. Vandaag was het derde lustrum (15 jaar). De corona-maatregelen staken hier een stokje voor. Dat is jammer, want muziek is iets fysieks, en een orgel komt enkel tot z’n recht als je het in de ruimte hoort, gewaarwordt (‘aisthesis‘ in het Grieks > esthetiek) waar het thuis hoort. Om onszelf te troosten hebben we dan maar een opname gemaakt en die op youtube gezet. Twee stukken muziek, beide gespeeld door Willem Ceuleers, de toenmalige orgeladviseur.
1. Johann Sebastian Bach: Komm, Gott, Schöpfer, Heiliger Geist 2. Willem Ceuleers, Koraalvoorspel op Psalm 33 (Geneefse melodie)
De toonzetting van Psalm 33 (Geneefse melodie) is een klassiek koraalvoorspel dat Willem Ceuleer speciaal voor dit orgel componeerde. Hierbij benut hij de mogelijkheid om op dit één-klaviers orgel toch een uitkomende stem te creëren: Qua sfeer mag u er ook de tekst van Psalm 67 erbij denken (zelfde melodie).
De afbeelding is van linksonder naar rechtsboven te lezen: Bij het graf zit een engel. Boven hem twee soldaten: de een slaapt. De vrouwen rechtsonder hebben de ‘palla’ over hun hoofd. In het bovenste luik is de de hemelvaart afgebeeld (op een trap van wolken, met twee expressief afgebeelde discipelen, qua houding een plorante en een orante (biddend). Jezus zelf is nog jong en baardeloos, een echte antieke figuur met toga en nimbus (en een boekrol in de hand?). Voor het laatste stukje omhoog krijgt Jezus hulp van God zelf… De boom met vogels linksboven doet mij denken aan de gelijkenis van Jezus over het mosterdzaadje, dat wel het kleinste is onder al de zaden, maar wanneer het opgewassen is, dan wordt het een boom, “alzo dat de vogelen des hemels komen en nestelen in zijn takken.” (Mattheüs 13)
Lied: Ten hemel opgevaren is (1628)
Als eenvoud het kenmerk is van het ware, dan is dit een goed hemelvaartslied. De tekst doet niets anders dan vertellen dat Christus ‘ten hemel is opgenomen’ en daar nu troont aan de rechterhand Gods, telkens onderbroken door ‘Halleluja’: een coronation-anthem. Het is echter vooral de melodie die ‘t ‘m doet. Al zingend zie je Jezus opstijgen, en de lofzang volgt hem na. Het Latijnse origineel is 15de eeuws, de Duitse vertaling van Bartholomäus Gesius 16de eeuws, de melodie 17de eeuws en de vertaling van J.W. Schulte Nordholt 20ste eeuws. In alle drie wordt de bijbelse link gelegd met de ‘troonsbestijgingspsalm’, Psalm 110: ‘De HEER zegt tot mijn Heer, zet u aan mijn rechterhand’
Meer info over het lied vindt u in het online Liedboekcompendium. Daar komt ook de opname vandaan. De tekst:
Ten hemel opgevaren is, halleluja,
Christus die Heer en Koning is, halleluja.
Nu zit Hij aan Gods rechterhand, halleluja,
heerst over hemel, zee en land, halleluja.
Zie nu hoe in vervulling gaat, halleluja,
wat in de psalm geschreven staat, halleluja.
De Heer verleent zijn majesteit, halleluja,
aan Davids Zoon in eeuwigheid, halleluja.
Nu stijgt ons loflied op en eert, halleluja,
de Here Christus die regeert, halleluja.
De heilige Drievuldigheid, halleluja,
zij lof en prijs in eeuwigheid, halleluja.
Orgelwerk: Ten hemel opgevaren is (1999)
Voor dit lied (gezang 228 (Liedboek voor de Kerken); Zingt Jubilate 428) schreef Willem Ceuleers in 1999 een koraalvoorspel, waarbij vanaf maat 6 een toonladder wordt opgericht die in de diepste diepte begint en in de hoogste hemelen eindigt. In de onderstaande video kunt u dit volgen in de partituur.