“The Lord is king, the earth may be glad” (ps 97) is een van Purcell’s verse anthems. Er valt weinig met zekerheid te zeggen over de plek of aanleiding van uitvoering. de kapel aan het hof (Chapel royal, Hampton Court) of Westminster Abbey horen tot de mogelijkheden. Het is liturgische muziek en functioneert zoals een Schrift- of Psalmmotet in de Lutherse of roomskatholieke traditie. De bijbeltekst, vaak uit de psalmen (versie uit Book of Common Prayer) wordt met muzikale middelen effectief/affectief getoonzet. De woorden (die via het oor doordringen in de geest van de mens) worden door de muzikale zetting tegelijk ook geforward maar het gevoel.
In de muzische viering in de Brabantse Olijfberg (14 april 2024) wordt zijn verse-anthems The Lord is King, the earth may be glad (z54, 1688) voor bassolo, koor, en orgel uitgevoerd. Hier de tekst.
Psalm 97. Dominus regnavit.
VERSE
The LORD is King, the earth may be glad thereof; * yea, the multitude of the isles may be glad thereof.
2 Clouds and darkness are round about him: * righteousness and judgment are the habitation of his seat.
3 There shall go a fire before him, * and burn up his enemies on every side.
4 His lightnings gave shine unto the world: * the earth saw it, and was afraid.
5 The hills melted like wax at the presence of the LORD; * at the presence of the Lord of the whole earth.
CHORUS
6 The heavens have declared his righteousness, * and all the peoples have seen his glory.
VERSE
10 O ye that love the LORD, see that ye hate the thing which is evil: * the Lord preserveth the souls of his saints; he shall deliver them from the hand of the ungodly.
11 There is sprung up a light for the righteous, * and joyful gladness for such as are true-hearted.
12 Rejoice in the LORD, ye righteous; [CHORUS: Alleluia]* and give thanks for a remembrance of his holiness. [CHORUS: Alleluia]
Kerkmuziek van een hofcomponist
Purcell begon zijn muzikale carrière als koorknaap in de Chapel Royal en bleef zijn hele leven kerkmusicus. In het eerste deel van zijn carrière als componist (ca. 1674-80) lijkt het schrijven van kerkmuziek het grootste deel van zijn energie te hebben opgeslokt. Net als John Blow schreef hij vier soorten muziek: liturgische muziek; anthems voor volledig koor en orgel, of met korte verspassages voor ‘ensembles’ (vaak full with verse anthems genoemd); conventionele verse anthems zijn geschreven voor solostemmen, koor en orgel; ‘symphony anthems‘ voor solostemmen, koor, strijkers en continuo (exclusief voor de Chapel Royal, de enige kerkelijke instelling die tijdens de Restauration regelmatig strijkers ter beschikking had). Anderen zouden (ook) voor Westminster Abbey geschreven kunnen zijn, hoewel de link met de Chapel sterker is.
Gezien Purcells interesse in formeel contrapunt is het verrassend dat hij zo weinig full anthems schreef. Slechts twee vijfstemmige stukken zijn zeker: I was glad when they said unto me, geschreven voor de kroning van James II in 1685, en Remember not, Lord, our offences z50, een zetting van een deel van de ‘Order for the Visitation of the Sick’ uit het gebedenboek. Purcell liet zijn interesse in contrapunt echter volledig de vrije loop in een opmerkelijke groep volle met coupletten gezongen anthems geschreven aan het eind van de jaren 1670, gelijktijdg met vroege consortmuziek. De meest opmerkelijke voorbeelden zijn het achtstemmige O Lord God of hosts z37 en het tienstemmige Blow up the trumpet in Sion z10.
De meeste conventionele couplettenanthems met orgel van Purcell lijken vroege werken te zijn, waaronder stukken als Who hath believed our report z64 (c1674-5) en Lord, who can tell how oft he offendeth? z26 (c1676), die tot zijn vroegste composities behoren. z26 is representatief, bestaande uit een enkel uitgebreid coupletdeel gevolgd door een afsluitend refrein. De solopartijen in duplo zijn duidelijk en eenvoudig, met slechts een paar declamatorische maniërismen en vrijwel geen affectieve harmonie; ze zouden bijna afkomstig kunnen zijn uit een hymne van Henry Lawes of een van zijn tijdgenoten. Een ander archaïsch kenmerk is de aanwezigheid van verschillende korte passages voor continuo alleen, die de solo’s omlijsten; ze lopen meestal vooruit op of herhalen de harmonieën van de aangrenzende vocale frases, en kunnen de overblijfselen zijn van een uitgeschreven orgelpartij van het soort dat te vinden is in Jacobean verse anthems.
De meeste van Purcells mature anthems hebben strijkerspartijen en behoren tot een genre dat zijn bestaan dankte aan de persoonlijke smaak van Charles II, ‘a brisk, & Airy Prince, comeing to the Crown in the Flow’r, & vigour of his Age’, die, in de beroemde woorden van Thomas Tudway, al snel ‘tyr’d w[i]th the grave and Solemn way, And Order’d the Composers of his Chappell, to add Symphonys &c w[i]th Instruments to their Anthems’. Purcell lijkt normaal gesproken vijf strijkers ter beschikking te hebben gehad (waarschijnlijk een strijkkwartet met theorbe), blijkbaar geplaatst in een kleine galerij in de kapel in Whitehall. De enige symfonische anthems van Purcell die met orkest werden uitgevoerd waren My heart is inditing z30 (1685) en Praise the Lord, O Jerusalem z46 (?1689), geschreven voor kroningsdiensten in Westminster Abbey.