cantate voor de eerste zondag na het feest van Drie Koningen
thema : Romeinen 12: Tegen de hoogmoed
14 januari 2024, 10u30
Protestantse Kerk, Brabantse Olijfberg, Lange Winkelstraat 5
- Hoofdmuziek: Danielle Van der Vloet (sopraan), Kristin Meerts (blokfluit), Willem Ceuleers (piano) : Cantate Georg Philippe Telemann (1681-1767) In gering- und rauhen Schalen (Harmonischer Gottesdienst, 1725), TWV 1:549.
- orgel vóór: Josef Gabriel von Rheinberger (1839-1901): uit de 19de Orgelsonate in g-moll, opus 193’ (1899): Präludium: Molto moderato, ma energico | Provençalisch: Andantino
- orgel na: Charles Villiers Stanford (1852-1924) – 100ste sterftejaar: Prelude and fugue in C, opus 193 no. 1 (1922)
- Schriftlezing (Epistellezing van de zondag): Romeinen 12: 1 -3 (9-21 ) – Hieronder de orde van dienst, de bijbellezing, en de (vertaling van de) cantatetekst.
Achtergrondinformatie bij de cantate van G.Ph. Telemann.
Toelichting
Op de titelpagina van de Harmonischer Gottes-Dienst vermeldt Telemann dat de muziekstukken daarin geschikt zijn voor zowel de kerk als de ‘huiselijke omgeving‘, d.w.z. voor devotie, thuis musiceren inclusief het ‘oefenen’ (het verbeteren van iemands vaardigheid als uitvoerder). Ja, een heel praktisch man, die Telemann. In de kerken van het achttiende-eeuwse Hamburg was het gebruikelijk om een royale cantate voor de preek uit te voeren en kortere cantate erna. Dezelfde musici moesten af en toe tussen de kerken pendelen om aan de eisen van specifieke instrumentatie te voldoen. De cantates uit Telemanns Harmonischer Gottes-Dienst-cantates zijn bestemd voor ‘na de preek’. Heel praktisch: ze zijn kort en hebben een beperkte bezetting. Het is waarschijnlijk de oogste van vele jaren van actief te zijn als cantor in de grootste kerk van Hamburg.
Liturgische setting: 1e zondag na driekoningen/epifanie
LEZINGEN:
Evangelie: Lukas 2: 41-52 (= Jezus als 12-jarige in de tempel: bezorgde moeder, verblufte geleerden)
Epistel: Romeinen 12: 1-3 (= niet wereldgelijkvormig worden, waarschuwing tegen hoogmoed).
TEKST met VERTALING (Arnold Wilckens / vertaling Dick Wursten)
Aria | |
In gering- und rauhen Schalen spielt der Perlen Silberschein. Wähle die, o Mensch, zum Bilde, pflanz des Schöpfers güt’ge Milde dir vor andern Gaben ein, lass, wie dort vor Moses Strahlen, Demut deine Decke sein. | In gewone ongepolijste schelpen glinstert de zilveren parelgloed. Kies dit, o mens, als voorbeeld, prent je de milde goedheid van de Schepper in boven andere geschenken, laat, zoals eens voor Mozes’ stralen deemoed uw bedekking zijn.1 |
Recitatief | |
O Eitelkeit, du kluger Sterblicher, wie kannst du doch so blind, wie so vermessen sein, dass Kunst, Verstand und Wissenschaft, von welchen jede dich zur Demut leiten soll, dich dennoch hochmutsvoll erhebt, ja aus dir selber rafft! Ach lass den Stolz doch deinen Sinnen nicht abgewinnen. Auf, wider diesen Goliath, der Gott zum Hohn sich gar zu viel erkühnet. Schau her, hie sind fünf glatte Steine, die durch des Glaubens Kraft ihm hart und tödlich sind. Drum, wenn er sich mit frechem Scheine zu deinen Gaben naht, so denke du dafür, du hast sie nicht von dir; nur aus Gottes Weisheitsmeer kommen alle Gaben her. Du hast sie nicht verdienet. Aus des Höchsten Gnade fleusst alles was du bist und weisst. Du hast sie nicht allein, dringt dein Witz gleich hochempor, mancher eilt dir noch wohl vor. Du hast sie kurze Zeit, sprich, wo bleibt dein hoher Geist, wenn der Tod dich niederreisst! Zuletzt erwäg’ ohn’ Unterlass: Wofern du Hochmut hast, so hast du Gottes Hass. Gott, vor dem nur Demut gilt, stürzt der Hoffahrt Dagonsbild. | O ijdelheid, jij sluwe sterveling, hoe kun je toch zo blind en aanmatigend zijn, dat Kunst, Rede en Wetenschap – waardoor je je juist klein zou moeten voelen – je toch hoogmoedig maakt, ja, dat je jezelf verliest.2 Oh, laat trots je niet van je zinnen beroven. Sta op, tegen deze Goliath, die – met God spottend – overmoedig wordt. Kijk, hier zijn vijf gladde steentjes, die door de kracht van het geloof hard en dodelijk voor hem zijn.3 Als hij dus brutaal op je gaven afkomt, bedenk dan dat die niet van jezelf zijn, maar dat ze afkomstig zijn uit de zee van Gods wijsheid. Jij hebt ze niet verdiend. Het is uit de genade van de Allerhoogste dat alles voortvloeit wat jij bent en kent. En je bent ook niet de enige die ze heeft, hoe hoog je verstand ook rijst: Velen zullen je nog voorbijsteken. Je hebt ze enkel gekregen voor een korte tijd: zeg me, waar blijf je met je verfijnde geest als de dood je neerhaalt! Tenslotte, bedenk zonder ophouden: Hoe hoogmoediger je bent, hoe meer God een hekel aan je heeft. God, voor wie alleen deemoed telt, zal het Dagonsbeeld der hoogmoed omverwerpen.4 |
Aria | |
Nicht uns, nein, nein, nur dir allein, o höchste Majestät, sei Preis und Stärke! Hilf selber den Tyrannen aus meinem Herzen bannen, der über jedem Werke nicht dich, nur sich erhöht. | Niet aan ons, nee, nee, aan u alleen, o hoogste majesteit, zij lof en kracht! Help mij (om zelf) de tiran uit mijn hart te bannen die bij alles wat hij doet niet u, maar enkel zichzelf verhoogt. |
- verwijzing naar Exodus 34:25-29. Als Mozes van de Sinai afdaalt, straalt zijn gelaat. Het volk is bang. Daarop bedekt Aäron Mozes gelaat met een doek… Dan kan het volk met Mozes spreken.
- In dit recitatief parafraseert Wilckens vooral de Epistellezing: Romeinen 12:3, waar het gaat over mensen die te hoog van zichzelf denken. Op de achtergrond het beeld van de 12-jarige Jezus tussen de ‘geleerdern;
- David treedt de zwaarbewapende Filistijnse reus tegemoet met slechts vijf steentjes uit de beek, en een slinger. zie 1 Samuël 17
- zie: 1 Samuel 5: De Filistijnen hebben de ark buitgemaakt en plaatsen die in de tempel. De volgende ochtend ligt het beeld van Dagon, een filistijnse godheid, gebroken op de grond